3.14.11 – Ook gelovigen kunnen niets zelf verdienen

0
301

Er zijn dus twee dingen die we stevig moeten vasthouden. In de eerste plaats: nooit heeft een vroom mens iets gedaan dat, als het onderzocht zou worden door het strenge oordeel van God, geen veroordeling verdiende. In de tweede plaats: stel dat we wel zo’n daad zouden kunnen aanwijzen – voor een mens is dat dus niet mogelijk – dan nog zou die daad bedorven en besmeurd zijn door de zonden waar degene die die daad verricht heeft ongetwijfeld aan lijdt. En daarom zou die daad elke waarde verliezen.

Dit is de kern waar heel mijn uiteenzetting om draait. Want over het begin van de rechtvaardiging is er geen discussie tussen mij en de verstandigste scholastici. Weliswaar is de arme wereld ertoe verleid om te denken dat een mens zichzelf erop kan voorbereiden om door God gerechtvaardigd te worden. Deze godslastering is wijdverbreid in preken en scholen en dit wordt nog steeds beweerd door ieder die vasthoudt aan al de gruwelen van het pausdom. Maar de verstandigste scholastici geven toe dat een zondaar uit genade bevrijd wordt van veroordeling en rechtvaardigheid krijgt doordat zijn zonden vergeven worden. Alleen, zij verstaan onder het woord ‘rechtvaardiging’ de vernieuwing waardoor Gods Geest ons hervormt tot gehoorzaamheid aan de wet. En de rechtvaardigheid van een opnieuw geboren mens beschrijven zij zo: door geloof in Christus eenmaal met God verzoend, wordt hij door zijn goede daden voor God als rechtvaardig beschouwd. Door wat hij met die daden verdient, is God blij met hem.

Maar dat is in strijd met wat de Heer verklaart: Hij heeft Abraham zijn geloof toegerekend als rechtvaardigheid, Romeinen 4:3 niet in de tijd toen hij nog de afgoden diende, maar toen hij al vele jaren had uitgeblonken in een heilig leven. Abraham had toen dus al lange tijd God gediend en laten zien dat hij de wet gehoorzaamde, voor zover een sterfelijk mens dat kan. Maar toch ligt zijn rechtvaardigheid nog steeds in zijn geloof. En volgens de redenering van Paulus concluderen we daar dus uit dat hij niet rechtvaardig was op basis van zijn daden.

Bovendien wordt bij de profeet Habakuk gezegd: ‘De rechtvaardige zal leven door zijn geloof.’ Habakuk 2:4 En ook daar gaat het niet over goddelozen en onheiligen die de Heer zou rechtvaardigen door ze tot geloof te brengen. Nee, dit wordt gezegd tegen de gelovigen. Hun wordt het leven beloofd in geloof.

Ook Paulus maakt aan alle bezwaren een eind als hij die uitspraak bevestigt door middel van dit vers van David: ‘Gelukkig zij van wie de overtredingen vergeven zijn!’ Romeinen 4:7; Psalm 32:1 En het is zeker dat David het niet over goddelozen heeft, maar over gelovigen zoals hijzelf. Want hij sprak volgens de overtuiging van zijn eigen geweten. Dus moeten wij dit geluk niet één keer krijgen, maar heel ons leven houden.

Ten slotte getuigt Paulus dat de boodschap van gratis verzoening niet wordt afgekondigd voor één of twee dagen, maar dat die verzoening continu in de kerk bediend wordt. 2 Korinthiërs 5:18-19 Daarom hebben gelovigen tot het eind van hun leven toe geen andere rechtvaardigheid dan de rechtvaardigheid die daar beschreven wordt. Want Christus blijft altijd de middelaar om ons met de Vader te verzoenen. Het effect van zijn dood blijft voor eeuwig: reiniging, genoegdoening, verzoening en ten slotte volmaakte gehoorzaamheid, waardoor al onze overtredingen bedekt worden.

En in de brief aan de Efeziërs zegt Paulus niet dat onze redding begonnen is uit genade, maar dat we gered worden door genade en niet op basis van onze daden, zodat niemand zich kan beroemen op zichzelf. Efeziërs 2:8-9

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in