3.13.4 – Als we zelf iets moeten verdienen, zijn Gods beloften voor ons waardeloos

0
392

In de tweede plaats zegt Paulus dat de belofte vergeefs zal zijn en zal verdwijnen. Want als de vervulling van de belofte afhangt van wat wij verdienen, wanneer komt het dan eindelijk zover dat we het verdienen dat God ons goed doet? Dit tweede punt is zelfs een logisch gevolg van het eerste punt. Want de belofte zal alleen vervuld worden voor degenen die in de belofte geloofd hebben. Dus als het geloof verdwenen is, heeft de belofte geen kracht meer. En dus hangt de erfenis af van geloof, zodat daardoor de belofte bevestigd wordt in overeenstemming met de genade. Want de belofte is ruimschoots bevestigd als die alleen rust op Gods barmhartigheid. Want Gods barmhartigheid en zijn betrouwbaarheid zijn door een eeuwige band met elkaar verbonden. Alles wat God barmhartig belooft, voert Hij ook trouw uit.

Voordat David vraagt of God hem wil redden zoals Hij beloofd had, noemt hij daarom eerst de reden voor die redding. Hij zegt: ‘Laat uw welwillendheid over mij komen en uw redding, volgens uw belofte.’ Psalm 119:76 En terecht. Want de enige reden waarom God ertoe gebracht wordt om ons een belofte te doen, is zijn welwillendheid. Daar moeten we dus al onze hoop op vestigen en als het ware diep in verankeren. We moeten niet kijken naar onze daden, om daar enige hulp van te verwachten.

Ook Augustinus schrijft voor dat we dat moeten doen. Denk maar niet dat ik hier iets nieuws zeg. Hij zegt: ‘Christus zal voor eeuwig regeren in zijn dienaren. Dat heeft God beloofd. Dat heeft God gezegd. Of, als dat niet genoeg is, dat heeft God gezworen. De belofte is dus zeker, niet volgens onze verdiensten, maar volgens zijn barmhartigheid. Daarom moet niemand al aarzelend verkondigen waar hij niet aan kan twijfelen.’1

Ook Bernardus van Clairvaux zegt: ‘“Wie kan behouden worden?” vragen Christus’ leerlingen. Maar Hij antwoordt: “Bij de mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God.” Mattheüs 19:25-26 Dat is heel ons vertrouwen, heel onze troost, de hele basis voor onze hoop. Maar nu we er zeker van zijn dat het mogelijk is, wil God het nu ook? Wie weet of hij liefde of haat verdient? Prediker 9:1 Wie kent de gedachten van de Heer of wie is zijn adviseur geweest? Romeinen 11:34; 1 Korinthiërs 2:16 Hier moet ons geloof ons duidelijk te hulp komen. Hier moet de waarheid steun bieden. Dan wordt wat verborgen is in het hart van de Vader, geopenbaard door de Geest. Zijn Geest getuigt en overtuigt ons hart dat wij kinderen van God zijn. Hij overtuigt ons door ons te roepen en gratis te rechtvaardigen, door geloof. En in die roeping en rechtvaardiging ligt als het ware een doorgang van de eeuwige voorbestemming naar de toekomstige glorie.’2

Laten we het zo kort samenvatten: de Schrift laat zien dat Gods beloften alleen zeker zijn als je ze met een vast vertrouwen in je geweten aanneemt. Als je twijfelt of onzeker bent, zo verklaart de Schrift, worden de beloften krachteloos. Bovendien verklaart de Schrift dat de beloften wankelen en onzeker zijn als ze gebaseerd worden op onze daden. Dus óf onze rechtvaardigheid gaat verloren, óf onze daden tellen niet mee, omdat er alleen ruimte is voor geloof. En de aard van dat geloof is dat het onze oren opent en onze ogen sluit, dat wil zeggen: we richten ons alleen op de belofte en denken helemaal niet meer aan wat wij als mensen waard zijn of verdienen.

Zo wordt die heerlijke voorzegging van Zacharia vervuld: als de onrechtvaardigheid van de aarde vernietigd zal zijn, zal ieder zijn vriend uitnodigen onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom. Zacharia 3:9-10 Daarmee geeft de profeet aan dat de gelovigen alleen van de vrede genieten omdat ze vergeving gekregen hebben voor hun zonden. Want als de profeten het hebben over het rijk van Christus, moet je erop letten dat ze deze beeldspraak gebruiken: ze presenteren zichtbare zegeningen van God als beelden van geestelijke zegeningen.

Daarom wordt Christus ook de vredekoning en onze vrede genoemd. Jesaja 9:6; Efeziërs 2:14 Hij brengt alle stormen in ons geweten tot bedaren. Als iemand vraagt op welke manier Hij dat doet, dan moeten we terechtkomen bij het offer waardoor God verzoend is. Want ieder die niet vasthoudt dat God ons alleen gunstig gezind is door die verzoening waardoor Christus zijn woede gedragen heeft, die zal nooit ophouden bang te zijn. Kortom, nergens anders dan in de verschrikkingen van Christus, onze verlosser, moeten wij onze vrede zoeken.

1Augustinus, Enarrationes in Psalmos, Psalm 88, 1,5.

2Bernardus van Clairvaux, Sermones in dedicatione templi, 5,6.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in