3.12.5 – We moeten nederig worden door zelfonderzoek

0
330

We moeten het niet erg vinden om van het kijken naar deze volmaaktheid van God af te dalen om naar onszelf te kijken, zonder vleierij en zonder blinde neiging tot eigenliefde. Want het is geen wonder als we op dat punt zo blind zijn. Immers, niemand van ons is onvatbaar voor een levensgevaarlijke toegeeflijkheid tegenover zichzelf. De Schrift verklaart dat we daar van nature allemaal mee besmet zijn. Salomo zegt: ‘Voor ieder mens is zijn weg in eigen ogen recht.’ Spreuken 21:2 En: ‘Alle wegen van een mens zijn in zijn eigen ogen zuiver.’ Wat dan? Wordt hij vanwege die misleiding vrijgesproken? Integendeel! In dezelfde passage voegt Salomo toe: ‘De Heer weegt het hart.’ Spreuken 16:2 Dat wil zeggen: de mens streelt zichzelf onder het uiterlijke masker van rechtvaardigheid. Maar ondertussen onderzoekt de Heer de verborgen onreinheid van zijn hart in zijn weegschaal.

We schieten dus niets op met zulke vleierij. Daarom moeten we ons dus maar niet uit eigen beweging bedriegen, want dat wordt onze ondergang. We moeten onszelf onderzoeken zoals het hoort. Daarom is het nodig dat ons geweten gebracht wordt voor Gods rechterstoel. Zijn licht is absoluut onmisbaar om onze slechtheid te ontdekken. Zonder zijn licht zou die veel te diep schuilgaan. Pas voor Gods rechterstoel zien we duidelijk wat deze woorden betekenen: ‘Er is geen sprake van dat voor God een mens gerechtvaardigd zou worden die verrot als een worm,’ Job 25:6 ‘die weerzinwekkend en zinloos is, die de onrechtvaardigheid indrinkt als water.’ Job 15:16 ‘Want wie kan iemand die uit onrein zaad geboren is, rein maken? Niemand!’ Job 14:4 Dus zullen we hetzelfde ervaren wat Job van zichzelf zei: ‘Als ik zal bewijzen dat ik onschuldig ben, zal mijn mond mij veroordelen. Als ik wil bewijzen dat ik rechtvaardig ben, zal mijn mond aantonen dat ik slecht ben.’ Job 9:20

Want deze klacht van de profeet Jesaja over Israël slaat niet op één bepaalde tijd, maar op alle tijden: ‘Ze dwaalden als schapen en ze gingen ieder hun eigen gang.’ Jesaja 53:6 Jesaja neemt daar immers alle mensen samen naar wie de genade van verlossing zou komen.

En we moeten in ons onderzoek zo streng te werk gaan dat we er compleet door verslagen raken en op die manier voorbereid worden om Christus’ genade te ontvangen. Want je vergist je als je denkt dat je in staat bent om van die genade te genieten als je niet eerst de hoogmoed van je hart vernederd hebt. Het is een bekende uitspraak dat God de hoogmoedigen in verwarring brengt, maar de nederigen genade geeft. 1 Petrus 5:5

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in