Er zijn veel duidelijke bewijzen uit de Schrift om dit te bevestigen.
Om te beginnen kan niet ontkend worden dat dit de eigenlijke en meest gebruikelijke betekenis van het woord ‘rechtvaardiging’ is. Maar het zou te lang duren om alle passages op te sommen en met elkaar te vergelijken. Daarom moet het maar genoeg zijn dat ik de lezers daarop gewezen heb. Ze zullen het gemakkelijk zelf opmerken. Ik zal slechts enkele passages noemen waar deze rechtvaardiging waarover ik het heb uitdrukkelijk genoemd en behandeld wordt.
In de eerste plaats vertelt Lucas dat het volk, nadat het Christus gehoord had, God rechtvaardigde en dat Christus zegt dat de wijsheid gerechtvaardigd wordt door haar kinderen. Lucas 7:29-35 Het woord ‘rechtvaardigen’ betekent daar niet dat er rechtvaardigheid wordt toegekend aan God, want Gods rechtvaardigheid blijft altijd onaangetast, ook al probeert de hele wereld Hem daarvan te beroven. En het betekent ook niet dat de leer van het behoud rechtvaardig gemaakt wordt, want die leer is van zichzelf al rechtvaardig. Nee, beide manieren van spreken hebben deze betekenis: God en zijn leer krijgen de lof die zij verdienen.
In de tweede plaats verwijt Christus de farizeeën dat ze zichzelf rechtvaardigen. Lucas 16:15 Daarmee bedoelt Hij niet dat ze rechtvaardigheid krijgen door goed te handelen, maar dat ze uit eerzucht geprezen willen worden om een rechtvaardigheid die ze niet hebben. Wie ervaring heeft met het Hebreeuws begrijpt beter wat hier bedoeld wordt. Want in het Hebreeuws worden niet alleen zij die zich bewust zijn van hun misdaad misdadigers genoemd, maar ook zij die enkel als misdadigers veroordeeld zijn. Want als Bathseba zegt dat zij en Salomo zondaren zullen zijn, erkent ze niet dat ze schuldig zijn. Ze klaagt alleen dat zij en haar zoon te schande gemaakt zullen worden en als verworpenen en veroordeelden beschouwd zullen worden. 1 Koningen 1:21 Uit de context blijkt gemakkelijk dat dit woord, ook als je het leest in het Grieks van de Septuagint of het Latijn van de Vulgaat, niet anders opgevat kan worden dan zo: zondaren in de ogen van anderen. Dus niet zo dat het aangeeft hoe Bathseba en Salomo werkelijk zijn.
Maar wat betreft het onderwerp waarover ik het nu heb: Paulus zegt dat de Schrift van tevoren zag dat God de heidenen uit geloof zou rechtvaardigen. Galaten 3:8 Wat zouden we daar anders onder kunnen verstaan dan dat God rechtvaardigheid toerekent uit geloof? Paulus zegt ook dat God de goddeloze die uit geloof van Christus is, rechtvaardigt. Romeinen 3:26 Wat kan dat anders betekenen dan dat Christus door geloof te geven de goddeloze bevrijdt van de veroordeling die hij met zijn goddeloosheid verdiend had?
Nog duidelijker spreekt Paulus in zijn conclusie. Dan roept hij uit: ‘Wie zal een beschuldiging inbrengen tegen Gods uitverkorenen? God is het die rechtvaardigt. Wie zal veroordelen? Christus is het die gestorven is. Ja, meer nog, die ook opgewekt is en nu voor ons bidt.’ Romeinen 8:33-34 Dat is hetzelfde als wanneer hij zou zeggen: ‘Wie kan degenen veroordelen die God vrijspreekt? Wie kan degenen veroordelen die door Christus beschermd en verdedigd worden?’
Rechtvaardigen is dus niets anders dan de aangeklaagde vrijspreken van de beschuldiging, alsof zijn onschuld bewezen was. Dus als Christus tussenbeide komt en God ons daarom rechtvaardigt, spreekt Hij ons niet vrij omdat onze eigen onschuld bewezen is, maar omdat Hij ons Christus’ rechtvaardigheid toekent. Zelf zijn we niet rechtvaardig, maar in Christus worden we als rechtvaardigen beschouwd.
Daarom zegt Paulus in Handelingen 13 in een preek: ‘Dankzij Hem wordt jullie vergeving van zonden verkondigd en ieder die in Hem gelooft, wordt gerechtvaardigd van alles waarvan jullie niet gerechtvaardigd konden worden door de wet van Mozes.’ Handelingen 13:38-39 Je ziet dat na de vergeving van de zonden deze rechtvaardiging genoemd wordt als uitleg daarvan. Je ziet duidelijk dat met rechtvaardiging vrijspraak bedoeld wordt. Je ziet dat die vrijspraak losgemaakt wordt van daden op basis van de wet. Je ziet dat het enkel een geschenk van Christus is. Ten slotte zie je dat er genoegdoening tussenbeide komt als Paulus zegt dat we van onze zonden gerechtvaardigd worden door Christus.
Over de tollenaar wordt gezegd dat hij gerechtvaardigd wegging uit de tempel. Lucas 18:14 Ook dan kunnen we niet zeggen dat hij rechtvaardigheid kreeg doordat hij ook maar iets verdiend had met zijn daden. Dus wordt er dit gezegd: hij kreeg vergeving voor zijn zonden en werd vervolgens door God beschouwd als een rechtvaardige. Hij was dus niet rechtvaardig doordat zijn daden goedgekeurd waren, maar doordat God hem onverdiend vrijsprak. Daarom is het heel mooi dat Ambrosius het belijden van je zonden een legitieme rechtvaardiging noemt.1
1Ambrosius van Milaan, Expositio Psalmi CXIII V, 10,47.