Dit onderwerp is zeer de moeite waard om te kennen. En om het extra helder te krijgen, moeten we beseffen dat Christus bij zijn komst op een bijzondere manier voorzien was van de Heilige Geest. Hij moest ons namelijk apart zetten van de wereld en ons bij elkaar brengen in de hoop op de eeuwige erfenis. Daarom wordt de Heilige Geest ‘de Geest van de heiliging’ genoemd. 1 Petrus 1:2; Romeinen 1:4; 2 Thessalonicenzen 2:13 Want niet alleen houdt Hij ons in leven en voedt Hij ons door middel van een algemene kracht die te zien is in zowel het menselijk geslacht als alle andere ademende wezens. Hij wordt de Geest van de heiliging genoemd omdat Hij de wortel en het zaad is van het hemelse leven in ons.

Als de profeten hoog opgeven van het Koninkrijk van Christus, zijn hun meest lovende woorden daarom dat dan de overvloed van de Geest nog rijker zal floreren. Interessanter dan alle andere passages is een passage bij Joël: ‘Op die dag zal Ik mijn Geest uitgieten over alle mensen.’ Joël 2:28 (3:1) De profeet lijkt de gaven van de Geest daar te beperken tot de dienst van het profeteren. Maar op een beeldende manier geeft Hij toch maar aan dat God, door hen met zijn Geest te verlichten, leerlingen zal maken van hen die eerder nog geen deel hadden aan de hemelse leer en het zonder die leer moesten stellen.
Verder geeft God ons de Heilige Geest omwille van zijn Zoon. Toch heeft Hij de complete volheid van de Geest toevertrouwd aan zijn Zoon, om die royaal te bedienen en uit te delen. Daarom wordt de Geest het ene moment de Geest van de Vader en het volgende moment de Geest van de Zoon genoemd. Paulus zegt: ‘Jullie zijn niet in het vlees, maar in de Geest. Tenminste, als de Geest van God in jullie woont. Maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, dan hoort hij niet bij Hem.’ En op basis daarvan wekt hij de hoop op een volledige vernieuwing: Hij die Christus uit de doden heeft opgewekt, zal onze sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest. Romeinen 8:9-11 Want er is niets absurds aan om de Vader de eer toe te kennen voor zijn gaven – ze komen immers van Hem – en toch tegelijk ook Christus dezelfde eer toe te kennen. Want de gaven van de Geest zijn aan Hem toevertrouwd en Hij deelt ze uit. Daarom nodigt Christus iedereen uit die dorst heeft om bij Hem te komen drinken. Johannes 7:37 En Paulus leert dat ieder de Geest krijgt in overeenstemming met de maat waarin Christus die gave gekregen heeft. Efeziërs 4:7
Bovendien moeten we weten dat de Geest niet alleen de Geest van Christus genoemd wordt omdat Christus als het eeuwige Woord door dezelfde Geest verbonden is met de Vader. De Geest wordt ook de Geest van Christus genoemd in diens hoedanigheid als middelaar. Want als Christus niet voorzien was van de kracht van de Geest, zou Hij tevergeefs naar ons toe gekomen zijn. Dat bedoelt Paulus als hij Christus de tweede Adam noemt die uit de hemel gegeven is als een Geest die levend maakt. 1 Korinthiërs 15:45 Paulus zet daar het speciale leven dat de Zoon alleen de zijnen inboezemt, zodat ze één zijn met Hem, tegenover het natuurlijke leven waar ook de verworpenen in delen. En als Paulus de gelovigen de genade van Christus en de liefde van God toewenst, knoopt hij daar het delen in de Geest aan vast. 2 Korinthiërs 13:13 Want als je geen deel hebt aan de Geest, kun je Gods vaderliefde en ook Christus’ goedheid niet proeven. Daarom zegt hij ergens anders ook: ‘Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons gegeven is.’ Romeinen 5:5