2.9.1 – Wij zijn gelukkiger dan de Joden omdat wij het evangelie hebben

0
295

God wilde vroeger al door middel van reinigingen en offers getuigen dat Hij een Vader is. Toen al heeft Hij het uitverkoren volk voor zich geheiligd. Dat was niet voor niets. Ongetwijfeld was Hij toen al bekend onder dezelfde voorstelling waaronder Hij nu voor ons in al zijn schittering verschijnt.

Maleachi beval de Joden om hun aandacht te richten op de wet van Mozes. Ze moesten zich aan die wet blijven houden, omdat er na de dood van Maleachi een tijdelijke onderbreking zou zijn waarin er geen profeten dienst zouden doen. En meteen daarna kondigt Maleachi aan dat de zon van rechtvaardigheid zal opgaan. Maleachi 4:2 (3:20) Met die woorden geeft hij aan dat dat het doel van de wet was: de vromen moesten de komst van Christus blijven verwachten. En als Hij zou komen, zou er veel meer licht zijn. Daar mochten ze op hopen.

Daarom zegt Petrus ook dat de profeten gezocht en ijverig gespeurd hebben naar de redding die nu door het evangelie geopenbaard is. Ook zegt Petrus dat aan de profeten onthuld is dat ze niet zichzelf of hun eigen tijd dienden met de dingen die nu door het evangelie verkondigd worden, maar ons. 1 Petrus 1:10-12 Niet dat hun leer voor het oude volk nutteloos geweest is of dat ze er zelf niet ook iets aan gehad hebben. Maar zij hebben niet de schat gekregen die God via hun handen aan ons heeft overgeleverd. Want de genade waar zij van getuigd hebben, wordt ons nu op een intieme manier voor ogen gesteld. En zij hebben maar een klein beetje van die genade geproefd, maar wij krijgen het aanbod om veel meer van die genade te genieten.

Christus verzekert dat Mozes van Hem getuigd heeft. Johannes 5:46 Toch prijst Hij ons omdat wij qua hoeveelheid genade de Joden overtreffen. Want tegen zijn leerlingen zegt Hij: ‘Gelukkig zijn de ogen die zien wat jullie zien en gelukkig zijn de oren die horen wat jullie horen. Want vele koningen en profeten hebben hiernaar verlangd, maar het niet gekregen.’ Mattheüs 13:16-17; Lucas 10:23-24 Het is voor de openbaring van het evangelie geen geringe aanbeveling dat God ons stelt boven de heilige aartsvaders, die uitblonken door hun buitengewone vroomheid.

En deze uitspraak is absoluut niet in strijd met een andere passage, waar Christus zegt dat Abraham zijn dag gezien heeft en uitgelaten was van vreugde. Johannes 8:56 Want Abraham zag die dag van een grote afstand en daarom minder duidelijk. Maar toch miste hij niets om er zeker van te kunnen zijn dat zijn hoop terecht was. Vandaar dus die blijdschap die de heilige aartsvader tot zijn dood toe vergezelde.

Johannes heeft gezegd: ‘Niemand heeft ooit God gezien. De eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem aan ons bekendgemaakt.’ Johannes 1:18 Maar dat betekent niet dat de vromen die toen al gestorven waren, uitgesloten zijn van het delen in de kennis en het licht dat schittert in de persoon van Christus. Maar hij vergelijkt hun lot met dat van ons en leert dan dat zij van de mysteries slechts een donker silhouet gezien hebben, terwijl die mysteries voor ons helder zijn.

De schrijver van de brief aan de Hebreeën legt dat heel goed uit: vroeger heeft God vaak en op allerlei manieren gesproken via de profeten. Maar nu spreekt Hij via zijn geliefde Zoon. De eniggeboren Zoon is nu voor ons de glans van de glorie en een afdruk van de zelfstandigheid van God de Vader. Hebreeën 1:1-3 Toch is die Zoon in het verleden aan de Joden bekend geweest. Want ergens anders heb ik van Paulus geciteerd dat Christus lang geleden bij de verlossing al de gids geweest is. 1 Korinthiërs 10:4 Toch is ook waar wat dezelfde Paulus ergens anders leert: God heeft bevolen dat er uit de duisternis licht zou schijnen en nu schijnt Hij in ons hart om ons te verlichten, zodat we Gods glorie kennen in de gedaante van Jezus Christus. 2 Korinthiërs 4:6 Want toen God verscheen in dit beeld van Hem, heeft Hij in zekere zin zichzelf zichtbaar gemaakt, als je het vergelijkt met vroeger. Want toen was zijn beeld maar een donkere schaduw.

Daarom is het dus extra schandelijk en afschuwelijk ondankbaar en slecht als je zelfs midden op de dag nog blind bent. En daarom zegt Paulus dat dan Satan je verstand verblind heeft, om te voorkomen dat je Christus’ glorie zou zien. Want die glorie schittert in het evangelie zonder sluier die het zicht belemmert. 2 Korinthiërs 4:4; 3:14-16

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in