Eer je vader en je moeder. Dan zul je lang leven op het land dat Jehova, je God, je zal geven.
De bedoeling van dit gebod is dat we de rangen en standen die de Heer God bepaald heeft, niet mogen schenden. Exodus 20:12 Want Hij vindt het belangrijk dat zijn orde gehandhaafd blijft. De kern is dus dat wij moeten opkijken tegen degenen die de Heer boven ons gesteld heeft. We moeten hen eren, hun gehoorzamen en hun dankbaar zijn. En daaruit volgt dat het ons verboden is om afbreuk te doen aan hun waardigheid. We mogen hen niet minachten, we mogen hun niet ongehoorzaam zijn en we mogen hun niet ondankbaar zijn. Want die brede betekenis heeft het woord ‘eer’ in de Schrift. De apostel Paulus zegt bijvoorbeeld dat ouderlingen die goed leiding geven dubbele eer verdienen. 1 Timotheüs 5:17 En dan bedoelt hij daarmee niet alleen dat we verplicht zijn hen met eerbied te behandelen. We moeten hun ook de beloning geven die ze met hun dienst verdiend hebben.
Maar dit gebod over onderdanigheid is heel erg in strijd met het bederf van de menselijke aard. Van nature zijn we zo verwaand om zelf een hoge positie te willen en kunnen we maar moeilijk onderdanig zijn. Daarom is de van nature meest aantrekkelijke en minst afstotende relatie tussen een meerdere en een mindere als voorbeeld gesteld. Die relatie kan ons hart gemakkelijker verzachten en eraan laten wennen onderdanig te zijn.
De Heer begint dus bij de onderdanigheid die het gemakkelijkst te dragen is, om ons stap voor stap te laten wennen aan elke legitieme vorm van onderdanigheid. Want de reden voor elke vorm van onderdanigheid is steeds dezelfde. Degenen die de Heer een hogere positie heeft toegekend, laat Hij delen in zijn naam, voor zover dat nodig is om hun hoge positie te beschermen. Alleen op Hemzelf zijn de namen ‘Vader’, ‘God’ en ‘Heer’ zo van toepassing dat ons hart getroffen hoort te worden door het besef van zijn majesteit, telkens als we één van die namen horen. Degenen die Hij in die namen laat delen, verlicht Hij met een vonkje van zijn schittering, zodat ook zij geëerd worden, elk voor zover dat past bij hun positie. Daarom horen we in de man die onze vader is, iets te zien van God. Want hij draagt die naam van God niet voor niets. En wie vorst of heer is, deelt in een stukje van Gods eer.