De wederdopers zijn er niet tevreden mee om het zweren zo te beperken. Zij doen elke eed zonder uitzondering in de ban, omdat het verbod van Christus algemeen is: ‘Ik zeg jullie: zweer helemaal niet. Maar laat jullie ja ja zijn en jullie nee nee. Wat verder gaat dan dat, komt van de boze.’ Mattheüs 5:34-37

Maar op die manier nemen ze ondoordacht Christus als hun mikpunt. Want ze maken van Hem een tegenstander van de Vader, alsof Hij naar de aarde gekomen zou zijn om de geboden van de Vader af te schaffen. Immers, de eeuwige God staat in de wet de eed toe als iets dat legitiem is. Dat alleen zou al voldoende zijn. Maar bovendien beveelt God ook nog eens om gebruik te maken van een eed als dat nodig is. Exodus 22:10-11 (22:9-10) En Christus verklaart dat Hij één is met de Vader. Johannes 10:30 Hij komt met niets anders dan wat de Vader bevolen heeft. Johannes 10:18 Zijn leer is niet van Hemzelf. Johannes 7:16 Enzovoort. Dus wat nu? Willen ze God met zichzelf in tegenspraak laten zijn? Alsof Hij iets eerst in een gebod van de morele wet goedkeurt en het dan later verbiedt en veroordeelt?
Maar Christus’ woorden zijn wel een beetje lastig te begrijpen. Daarom moeten we er even bij stilstaan. We zullen echter nooit tot de waarheid doordringen als we niet in het oog houden wat Christus bedoelt en er niet op letten waar Hij het hier over heeft. Het is niet zijn bedoeling om de teugels van de wet te laten vieren of aan te trekken. Hij wilde dat de mensen weer een juist inzicht kregen in de wet. Want door de valse verzinsels van de schriftgeleerden en farizeeën was dat inzicht erg bedorven. Als we dat vasthouden, kunnen we onmogelijk van mening zijn dat Christus elke eed afgekeurd heeft. Hij keurde alleen af wat buiten de norm van de wet valt. Uit zijn woorden blijkt dat het toen de gewoonte van het volk was om alleen op te passen dat ze geen meineed pleegden. Maar de wet verbiedt niet alleen meineed, maar ook onnodige eden. Dus herinnert de Heer hen eraan dat niet alleen vals zweren verkeerd is, maar zweren. Wanneer is zweren verkeerd? Als je onnodig zweert. Maar het zweren dat in de wet wordt aanbevolen, laat Hij ongemoeid en vrij.
De wederdopers denken dat ze extra sterk staan als ze met hand en tand vasthouden aan het woordje ‘helemaal’. Maar dat woordje slaat niet op het zweren, maar op de soorten eden die daarna genoemd worden. Want een onderdeel van de dwaling van de Joden was dat ze dachten dat ze Gods naam niet aantastten als ze bij de hemel en de aarde zweerden. Dus nadat de Heer de kern van hun overtreding genoemd heeft, snijdt Hij vervolgens al hun uitvluchten af. Ze moeten niet denken dat ze kunnen ontsnappen als ze hemel en aarde aanroepen zonder Gods naam te noemen.
Want in het voorbijgaan moet ik hier ook opmerken dat mensen toch indirect bij God zweren, ook al noemen ze zijn naam niet. Bijvoorbeeld als ze zweren bij het levenslicht, bij het brood dat ze eten, bij hun doop of bij andere bewijzen dat God hen royaal bedeeld heeft. En als Christus in deze passage verbiedt te zweren bij de hemel en de aarde of bij Jeruzalem, bestraft Hij hen niet om hun bijgeloof. Sommigen denken dat. Nee, Hij weerlegt de spitsvondige scherpzinnigheid van hen die er geen been in zien om steeds maar weer indirecte eden uit te spreken. Alsof ze zo Gods heilige naam zouden sparen! Maar die staat in al zijn goede gaven ingebeiteld.
Het ligt anders als je een mens of een dode of een engel neemt in plaats van God. Zo hebben de goddeloze heidenen uit vleierij die afschuwelijke vorm van zweren bedacht, waarbij ze zweren bij het leven of de genius van de koning. Want dat verduistert en verkleint de eer van de ene God, omdat je dan een ander tot God maakt.
Maar als je door het gebruik van Gods heilige naam, ook al doe je dat indirect, je woorden wilt bevestigen, dan beledig je bij een onbeduidende eed Gods majesteit. Christus neemt het loze voorwendsel voor deze bandeloosheid weg door het zweren helemaal te verbieden. Dat is ook de bedoeling van Jacobus, als Hij Christus’ woorden citeert. Jacobus 5:12 Want deze brutaliteit heeft in de wereld altijd huisgehouden, ook al is het een ontheiliging van Gods naam.
Maar als je het woordje ‘helemaal’ laat slaan op het zweren, alsof elke eed zonder uitzondering ongeoorloofd is, wat is dan de bedoeling van de uitleg die er meteen op volgt: ‘niet bij de hemel, niet bij de aarde, …’? Uit die woorden blijkt duidelijk genoeg dat Christus ingaat tegen de drogredenen van de Joden, die volgens hen hun zonde wegnamen.