Augustinus heeft het er vaak over dat de wet als resultaat moet hebben dat wij Gods genade om hulp roepen. Hij schrijft bijvoorbeeld aan Hilarius: ‘De wet geeft ons bevelen, zodat we proberen die bevelen uit te voeren, onszelf in onze zwakheid uitputten onder de last van de wet en er zo achter komen dat we de genade om hulp moeten vragen.’1 En aan Asellius: ‘Het nut van de wet is dat de wet de mens overtuigt van zijn zwakheid en ertoe aanzet om te vragen om het medicijn van de genade. Dat medicijn is in Christus.’2 En aan Innocentius I3 van Rome: ‘De wet gebiedt, de genade geeft de kracht om te doen.’4 En aan Valentinus: ‘God beveelt wat we niet kunnen, om ons te laten weten waar we Hem om moeten vragen.’5
Ook schrijft hij: ‘De wet is gegeven om jou schuldig te stellen, zodat je bang wordt omdat je schuldig bent, zodat je vergeving vraagt omdat je bang bent en zodat je geen hoge dunk zou hebben van je eigen kracht.’6 En: ‘De wet is gegeven om jou van groot klein te maken, om je duidelijk te maken dat je van jezelf niet in staat bent tot rechtvaardigheid, zodat je arm en onwaardig je toevlucht neemt tot genade, omdat je niet zonder kunt.’ Vervolgens spreekt hij God aan: ‘Doe dit, Heer. Doe dit, Heer, in uw barmhartigheid: beveel wat we onmogelijk kunnen doen. Ja, beveel wat we alleen door uw genade kunnen doen. Zodat alle mensen de mond gesnoerd wordt, omdat ze het niet in eigen kracht gekund hebben. En zodat niemand van zichzelf denkt dat hij groot is. Alle mensen moeten klein worden en de hele wereld moet schuldig staan voor God.’7
Maar het is dom van mij dat ik zoveel citaten verzamel. Want die heilige man heeft zelf een boek geschreven met de titel Over de Geest en de letter.8 De tweede functie van de wet beschrijft hij niet zo duidelijk. Misschien wist hij dat die samenhangt met de eerste functie. Of misschien had hij er geen vast omlijnde mening over. Of misschien kon hij geen woorden vinden om zijn opvatting precies en duidelijk uit te leggen, ook al was zijn opvatting voor de rest correct.
Toch voert de wet ook de eerste functie uit in de verworpenen. Ze komen weliswaar niet zover als Gods kinderen. Als hun vlees is neergeworpen, worden ze niet vanbinnen vernieuwd en ze bloeien niet op. Maar ze worden wel al door de eerste schrik overmand en liggen in wanhoop neer. En dat hun geweten door die stormen in beroering gebracht wordt, maakt hun toch duidelijk dat Gods oordeel eerlijk is. Want ze willen wel altijd graag uitvluchten zoeken tegen Gods oordeel. Maar nog voordat het oordeel geopenbaard is, verraden ze zichzelf welke straf ze verdiend hebben. Zo diep worden ze getroffen door het getuigenis van de wet in hun eigen geweten.
1Augustinus, Epistulae, 157.
2Augustinus, Epistulae, 196.
3Paus Innocentius I († 417).
4Augustinus, Epistulae 177.
5Augustinus, De gratia et libero arbitrio ad Valentinum, 16,32.
6Augustinus, Enarrationes in Psalmos, Psalm 70, 1,19.
7Augustinus, Enarrationes in Psalmos, Psalm 118, 27,3.
8Augustinus, De Spiritu et littera.