2.5.6 – Gods geboden zijn geen bewijs voor waar wij toe in staat zijn

0
220

Mijn tegenstanders verzamelen heel ijverig bewijzen uit de Schrift. Ze zijn daar zo druk mee bezig omdat ze ons willen verpletteren onder het grote aantal Schriftbewijzen. Want alleen zo kunnen ze daarvoor voldoende gewicht bij elkaar krijgen. Maar het is net als met een kapitein die een grote troep mannen verzamelt die totaal niet voorbereid zijn op een oorlog, om daarmee de vijand schrik aan te jagen. Voor ze in actie komen, voeren ze een enorm spektakel op. Maar als het tot een veldslag komt, worden ze bij de eerste klap al op de vlucht gedreven. Zo kan ik mijn tegenstanders met hun menigte Schriftbewijzen ook gemakkelijk uiteenjagen. Want als we een indeling maken van de passages die ze tegen ons misbruiken, blijken ze op slechts enkele punten neer te komen. Daarom is steeds één antwoord voldoende voor meerdere passages en hoef ik niet de moeite te nemen om ze één voor één te weerleggen.

2.5.6 – Gods geboden zijn geen bewijs voor waar wij toe in staat zijn

De kern van hun verweer zoeken ze in Gods geboden. Ze vinden dat die zijn aangepast aan onze mogelijkheden. Dat betekent volgens hen dus onvermijdelijk dat we alles kunnen doen wat Gods geboden van ons eisen. Dus gaan ze die geboden één voor één langs en leggen ze die langs de meetlat van onze vermogens. Want, zeggen ze, God beveelt heiligheid, vroomheid, gehoorzaamheid, kuisheid, liefde en vriendelijkheid. En Hij verbiedt onreinheid, afgoderij, onkuisheid, drift, diefstal, hoogmoed en meer van zulke dingen. Óf Hij speelt dan een spelletje met ons, óf Hij eist dit van ons omdat we daartoe in staat zijn.

Bijna alle geboden die ze opsommen, kunnen we indelen in drie categorieën. Sommige van die geboden eisen dat je je voor het eerst bekeert tot God. Andere geboden gaan simpelweg over het leven volgens de wet. En weer andere geboden bevelen je om vol te houden in Gods genade, nadat je die gekregen hebt. Laten we het eerst hebben over de geboden in het algemeen. Daarna komen we toe aan de verschillende categorieën.

Sinds lang is het een wijdverbreid idee dat mensen tot evenveel in staat zijn als de geboden van Gods wet van ons eisen. En dat lijkt ook wel een beetje een plausibel idee. Maar dit idee is het resultaat van een ernstige onwetendheid wat betreft de wet. Mijn tegenstanders vinden het een vreselijke misdaad als je zegt dat het onmogelijk is om je aan de wet te houden. Ze baseren dat op het argument dat de wet dan tevergeefs gegeven zou zijn.

Dat lijkt een sterk argument. Maar ze doen dan net alsof Paulus nergens iets over de wet gezegd heeft. Want, vraag ik je, wat betekenen dan zijn woorden dat de wet gegeven is omwille van de overtredingen? Galaten 3:19 Dat we door de wet de zonde kennen? Romeinen 3:20 Dat de wet maakt dat zonde zonde is? Romeinen 7:7-8 En dat de wet erbij gekomen is om de misdaad te laten toenemen? Romeinen 5:20 Betekenen die woorden soms dat de wet beperkt moet worden tot waar wij toe in staat zijn, omdat de wet anders tevergeefs gegeven zou zijn? Nee, deze woorden betekenen juist dat de wet ons kunnen ver te boven gaat, om ons te laten zien hoe zwak we zijn.

Paulus definieert liefde als het doel en de vervulling van de wet. 1 Timotheüs 1:5 Maar hij bidt of het hart van de Thessalonicenzen met die liefde vervuld mag worden. 1 Thessalonicenzen 3:12 Daarmee erkent hij duidelijk genoeg dat wij met onze oren de wet wel horen, maar dat dat geen effect heeft, tenzij God ons hart vervult met alles wat de wet inhoudt.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in