Hieruit blijkt dat Gods genade – zoals dat woord gebruikt wordt als het gaat over het opnieuw geboren worden – voor de Geest een norm is om de wil van de mens te dirigeren en te leiden. De Geest kan de wil van een mens niet leiden zonder hem te corrigeren, te hervormen of te vernieuwen. Daarom zeggen we dat de nieuwe geboorte begint met het uitwissen van wat we uit onszelf hebben. Bovendien kan de Geest de wil van een mens niet leiden zonder de wil in beweging te brengen, te drijven, aan te sporen, te dragen en te onderhouden. Daarom heb ik gelijk als ik zeg dat alle daden die daaruit voortkomen volledig van de Geest zijn.
Ondertussen ontken ik niet dat wat Augustinus leert, ook helemaal juist is: de wil wordt door de genade niet vernietigd, maar juist hersteld. Want deze twee uitspraken zijn volledig met elkaar in overeenstemming. Om te beginnen wordt er gezegd dat de wil van de mens vernieuwd wordt. Het bederf en de slechtheid wordt gecorrigeerd en hij wordt gericht volgens de norm van rechtvaardigheid. En tegelijk wordt er ook gezegd dat er een nieuwe wil geschapen wordt in de mens. Want hij is zo bedorven en misvormd dat hij een totaal nieuwe natuur nodig heeft om aan te trekken.
Er is dus geen enkele belemmering om te zeggen dat wij zelf doen wat Gods Geest in ons doet. Zelfs al is er in onze wil niets dat losgemaakt kan worden van Gods genade. Daarom moeten we in gedachten houden wat ik ergens anders van Augustinus aangehaald heb: sommigen doen hun best om in de wil van de mens iets goeds te vinden dat van henzelf is. Maar dat is tevergeefs. Want telkens als mensen de vrije wil proberen te vermengen met Gods genade, bederven ze die genade alleen maar. Het is alsof je wijn vermengt met een vieze, bittere drab van water.
Al het goede in onze wil komt dus alleen maar voort uit wat de Geest ons ingeeft. Maar omdat het ons van nature aangeboren is dat we een wil hebben, is het toch niet verkeerd om te zeggen dat we zelf de dingen doen waarvoor God terecht de eer opeist. In de eerste plaats omdat alles wat Hij uit vrijgevigheid in ons doet van ons is. Als we maar begrijpen dat het niet van onszelf afkomstig is. En in de tweede plaats omdat ons verstand, onze wil en onze ijver door Hem erop gericht worden dat we het goede gaan doen.