Hierboven heb ik aangestipt hoe vrij de mens is in het doen en laten van dingen die op zichzelf niet rechtvaardig of verkeerd zijn. Dan gaat het meer om het fysieke dan om het geestelijke leven. Maar ik heb dit nog niet uitgelegd. Sommige kerkvaders gaven toe dat de mens in deze dingen vrij kan kiezen. Maar volgens mij deden ze dat vooral omdat ze niet in discussie wilden gaan over een onbelangrijk onderwerp en niet omdat ze datgene wat ze toegaven ook als een vaststaand feit wilden beschouwen.

Ik geef toe dat zij die beseffen dat ze niet in staat zijn tot rechtvaardigheid het belangrijkste begrijpen van wat we moeten weten voor ons behoud. Toch vind ik dat we ook dit deel niet mogen negeren. We moeten ook weten dat het speciale genade van de Heer is, telkens als het in ons hoofd opkomt om te kiezen wat voor ons het beste is, telkens als we geneigd zijn dat te willen en ook telkens als ons hoofd en hart de dingen ontvlucht die anders schadelijk voor ons zouden zijn geweest.
Gods voorzienigheid reikt zover dat de dingen niet alleen uitkomen zoals God voorzien heeft dat het goed is. De mensen worden zo geleid dat ze die uitkomst ook willen. Zeker, als we met ons beperkte verstand bedenken hoe de zichtbare dingen bestuurd worden, zullen we er niet aan twijfelen dat een mens zelf kan kiezen. Maar als we luisteren naar al die Schriftbewijzen die uitroepen dat de Heer ook in deze dingen het hart van mensen leidt, dan worden we gedwongen om te erkennen dat die keus zelf onderworpen is aan wat God specifiek in een mens bewerkt.
Wie heeft de Egyptenaren gunstig gestemd tegenover de Israëlieten, zodat ze hun hun kostbaarste vaatwerk ter beschikking stelden? Exodus 11:2-3 Uit eigen beweging zou dat nooit in hun hart zijn opgekomen. Dus was hun hart meer onderworpen aan de Heer dan dat ze er zelf zeggenschap over hadden. En Jacob was ervan overtuigd dat God ervoor zorgt dat mensen elkaar goed of slecht gezind zijn, net wat Hij wil. Anders zou hij over zijn zoon Jozef – een of andere heidense Egyptenaar, dacht hij – niet gezegd hebben: ‘Moge God jullie medelijden geven in de ogen van die man.’ Genesis 43:14 En zo belijdt ook heel de kerk in Psalm 106 dat God het hart van de wrede heidenvolken zacht stemde als Hij aan de kerk barmhartigheid wilde bewijzen. Psalm 106:46 En toen Saul boos werd en zich klaarmaakte voor de oorlog, kwam dat doordat Gods Geest over Hem kwam, zoals ons verteld wordt. 1 Samuël 11:6
Wie weerhield Absalom ervan om het advies van Achitofel aan te nemen? Anders werd Achitofels advies altijd beschouwd als een uitspraak van God zelf. 2 Samuël 17:14 Wie zorgde ervoor dat Rehabeam zich liet overhalen door het advies van de jongemannen? 1 Koningen 12:10-14 Wie maakte de anders zo overmoedige heidenen bang omdat Israël eraan kwam? De hoer Rachab erkende dat dat door God kwam. Jozua 2:9 En wie sloeg het hart van de Israëlieten neer in vrees en beven? Wie anders dan Hij die in de wet dreigde dat Hij hen doodsbang zou maken? Leviticus 26:36