2.3.3 – Gods genade houdt de slechtheid van de mensen in toom

0
456

Nu stuiten we weer op vrijwel dezelfde kwestie die ik hiervóór al heb opgelost. Want alle eeuwen door zijn er mensen geweest die met de menselijke natuur als gids steeds geprobeerd hebben een fatsoenlijk leven te leiden. En het maakt niet uit of je in hun leven veel morele misstappen kunt aanwijzen. Want juist omdat ze het geprobeerd hebben, hebben ze aangetoond dat er in hun aard nog iets zuivers over was.

Hoeveel waarde dit soort goede eigenschappen hebben in de ogen van God, zal ik later uitgebreider bespreken, als ik het ga hebben over wat we kunnen verdienen met onze daden. Maar ook hier moet ik er iets over zeggen, voor zover dat nodig is om het onderwerp te behandelen waar het nu over gaat.

Er zijn dus voorbeelden die erop lijken te duiden dat we de menselijke natuur niet als volledig zondig moeten beschouwen. Want sommige mensen worden er niet alleen door hun natuurlijke aanleg toe aangezet om uit te blinken door heel goede dingen te doen. Ze gedragen zich ook hun hele leven lang ononderbroken heel fatsoenlijk.

Maar op dit punt moeten we bedenken dat er te midden van het bederf van onze natuur nog steeds ruimte is voor Gods genade. Die genade reinigt niet van het bederf, maar houdt dat bederf wel in bedwang. Want stel dat de Heer iedereen de vrije teugel zou laten om zijn eigen gang te gaan, wat hij ook maar zou willen. Dan zou er ongetwijfeld niemand zijn die niet overtuigend zou aantonen dat op hem daadwerkelijk alle rampen van toepassing zijn op grond waarvan Paulus de menselijke natuur veroordeelt.

Want wat dan? Zou jij durven beweren dat je niet hoort bij hen die zich haasten om bloed te vergieten? Bij hen van wie de handen bezoedeld zijn door roof en moord? Bij hen van wie de keel net een open graf is, van wie de tong onbetrouwbaar is, de lippen vol venijn? Bij hen van wie de daden nutteloos zijn, onrechtvaardig, verrot en dodelijk? Bij hen van wie de ziel zonder God is, die van binnen slecht zijn, die loeren op een hinderlaag en ernaar hunkeren om te spotten? Kortom, bij hen van wie alle ledematen popelen om een oneindig aantal schanddaden te bedrijven?

De apostel verklaart onvervaard dat ieder mens onderworpen is aan al dit soort monsterlijkheden. Als dat waar is, dan begrijpen we wel wat er zou gebeuren als de Heer de mens in zijn begeerten en neigingen zijn gang liet gaan. Geen enkel beest zou in zo’n woedende galop uitbreken. Geen enkele rivier, hoe wild en onstuimig ook, zou met zo’n geweld buiten zijn oevers treden.

In zijn uitverkorenen geneest de Heer die ziekten. De manier waarop Hij dat doet zal ik later uitleggen. Bij de andere mensen houdt God die ziekten in bedwang. Maar alleen maar om te voorkomen dat ze losbreken en alleen voor zover het in zijn ogen nuttig is om alles wat er bestaat in stand te houden. Daardoor worden sommigen door schaamte en anderen door vrees voor de wet ervan weerhouden om uit te breken in allerlei soorten smerigheid. Zelfs al proberen ze meestal niet eens om hun vuilheid te verdoezelen. Anderen proberen min of meer fatsoenlijk te leven, omdat ze denken dat dat goed voor hen is. Weer anderen komen uit het gewone volk bovendrijven en brengen door hun verheven positie anderen tot gehoorzaamheid. Zo houdt God door zijn voorzienigheid het bederf van onze natuur in toom. Zo voorkomt Hij dat het bederf daadwerkelijk uitbreekt, maar Hij reinigt het vanbinnen niet.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in