Themistius1 heeft meer gelijk. Hij leert dat het verstand zich maar heel zelden vergist als het iets in het algemeen of objectief beschrijft. Maar het verstand wordt misleidt als het een stap verder gaat en de dingen op zichzelf betrekt.2 Als je in het algemeen vraagt of moord verkeerd is, zal iedereen dat beamen. Maar wie de dood van zijn vijand beraamt, denkt daar over na alsof het om iets goeds gaat. Iemand die overspel pleegt, zal overspel in het algemeen afkeuren. Maar in zijn eigen geval steekt er volgens hem geen kwaad in. Dit is de onwetendheid: als de mens zelf een besluit moet nemen, vergeet hij de algemene regel die hij zojuist heeft vastgesteld. Augustinus spreekt daar heel mooi over in zijn uitleg van Psalm 57:1.

Toch gaat het ook zo niet altijd. Want soms wordt het geweten zo door een schandelijke zonde onder druk gezet dat de mens zich niet probeert wijs te maken dat het goed is, maar zich willens en wetens halsoverkop in die zonde werpt. Een dergelijke gemoedsgesteldheid leidt tot uitspraken als deze: ‘Ik zie wel wat beter is en ik keur dat goed. Maar toch doe ik wat slechter is.’3 Daarom vind ik het heel verstandig dat Aristoteles onderscheid maakt tussen een tekort aan zelfbeheersing en een volledig ontbreken van zelfbeheersing. Als een mens te weinig zelfbeheersing heeft, zegt Aristoteles, brengt zijn begeerte hem in verwarring. Door deze hartstocht verliest zijn verstand het specifiek inzicht. Daardoor ziet hij niet wat er mis is met zijn eigen misdaad, terwijl hij wel ziet wat er in het algemeen verkeerd is aan zulke daden. Maar als hij helemaal geen zelfbeheersing heeft, zegt Aristoteles, houdt het besef van zonde hem niet tegen. Het remt hem zelfs niet af. Integendeel, hij houdt koppig vol in het kwaad waar hij eenmaal voor gekozen heeft.
1Themistius (4e eeuw), Griekse filosoof en politicus.
2Themistius, In libros Aristotelis de anima paraphrasis VI.
3Ovidius, Metamorphoses VII, 20.