Misschien vraagt iemand nu hoe Christus, na het uitwissen van onze zonden, de scheiding tussen God en ons heeft opgeheven en hoe Hij de rechtvaardigheid verdiend heeft waardoor God ons gunstig en welwillend gezind is. Het antwoord daarop kan in het algemeen luiden dat Christus dit voor ons voor elkaar gekregen heeft door heel zijn gehoorzame levenswandel.
Dat wordt bewezen door het getuigenis van Paulus: ‘Zoals door de overtreding van één velen zondaren gemaakt zijn, zo worden wij door de gehoorzaamheid van één rechtvaardigen gemaakt.’ Romeinen 5:19 En ergens anders laat hij inderdaad de basis voor onze vergeving, waardoor wij van de vloek van de wet verlost zijn, heel het leven van Christus omvatten: ‘Toen het moment gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om degenen die onder de wet waren te verlossen.’ Galaten 4:4-5 En Christus zelf verklaarde dat Hij ook in zijn doop een deel van de rechtvaardigheid vervulde. Want Hij voerde gehoorzaam het bevel van zijn Vader uit. Mattheüs 3:15 Kortom, vanaf het moment waarop Christus de rol van slaaf op zich nam, was Hij bezig de losprijs te betalen om ons te verlossen.
Maar als de Schrift de manier waarop wij gered worden exact wil definiëren, dan schrijft zij dit als specifiek eigen toe aan Christus’ dood. Zelf verkondigt Hij dat Hij zijn leven geeft om velen te verlossen. Mattheüs 20:28 Paulus leert dat Hij gestorven is om onze zonden. Romeinen 4:25 Johannes de Doper riep uit dat Hij gekomen was om de zonden van de wereld weg te nemen, want Hij was het lam van God. Johannes 1:29 Ergens anders zegt Paulus dat wij gratis gerechtvaardigd worden doordat we in Christus verlost worden. Want Hij wordt ons gepresenteerd als degene die ons verlost door zijn bloed. Romeinen 3:24-25 En weer ergens anders: ‘Hij die geen zonde kende, is voor ons tot zonde gemaakt, zodat wij in Hem Gods rechtvaardigheid zouden worden.’ 2 Korinthiërs 5:21
En daarom stapt de zogenaamde Apostolische Geloofsbelijdenis van Christus’ geboorte meteen over op zijn dood en opstanding. Dat is een uitstekende volgorde. Want daarin wordt het volmaakte behoud volledig omvat. Toch sluit dat de rest van zijn gehoorzaamheid, die Hij in zijn leven heeft laten zien, niet uit. Zoals ook Paulus die gehoorzaamheid van begin tot eind samenvat als hij zegt dat Christus zichzelf leeg gemaakt heeft door het uiterlijk aan te nemen van een slaaf en dat Hij zijn Vader gehoorzaam geweest is tot de dood, ja tot de kruisdood. Filippenzen 2:7-8
En natuurlijk gaat het er bij zijn gehoorzaamheid in de eerste plaats om dat Hij zich vrijwillig onderwierp. Want zijn offer zou niets opgeleverd hebben voor rechtvaardigheid als Hij dat offer niet vrijwillig gebracht had. Als de Heer verklaart dat Hij zijn leven geeft voor de schapen, voegt Hij er daarom uitdrukkelijk aan toe: ‘Niemand pakt het van Mij af.’ Johannes 10:15-18 Dat bedoelt Jesaja als hij zegt dat Hij stom was als een schaap voor zijn scheerder. Jesaja 53:7 En het verhaal van het evangelie vertelt dat Hij de soldaten tegemoet ging en dat Hij zich voor Pilatus niet verdedigde, maar passief zijn oordeel onderging. Maar het kostte Hem wel strijd, want Hij had onze zwakheden op zich genomen en bovendien moest op die manier blijken dat Hij zijn Vader gehoorzaam was. En het is een bijzonder bewijs dat Hij ons weergaloos liefhad, dat Hij met een verschrikkelijke angst te kampen had en dat Hij onder afschuwelijke kwellingen helemaal niet voor zichzelf gezorgd heeft, maar alleen voor ons.
Dit moeten we vasthouden: geen enkel offer was voldoende voor God, behalve dat Christus zijn eigen gevoelens opzij zette en zich volledig aan Gods oordeel onderwierp. In dit verband citeert de apostel toepasselijk Psalm 40: ‘In het boek van de wet staat over Mij geschreven dat Ik uw wil moet doen, God. Ik wil en uw wet ligt diep in mijn hart. Toen zei Ik: kijk, Ik kom.’ Hebreeën 10:7-9; Psalm 40:8-9 Als je een angstig geweten hebt, vind je alleen rust in het offer en de afwassing waardoor de zonden uitgewist worden. Daarom is het terecht dat we daarheen geleid worden en dat de dood van Christus beschouwd wordt als de basis voor ons leven.
Verder vermeldt de Apostolische Geloofsbelijdenis in de eerste plaats dat Christus veroordeeld is voor de stadhouder van Judea, Pontius Pilatus. Want vanwege onze schuld wachtte ons de vloek voor Gods hemelse rechtbank. Daarom moeten we weten dat de straf die wij moesten ondergaan op een rechtvaardige gelegd is. Wij konden Gods vreselijke oordeel niet ontvluchten. Maar om ons daarvan te vrijwaren heeft Christus toegelaten dat Hij als een sterfelijk, ja zelfs als een misdadig en goddeloos mens veroordeeld is.
De naam van de stadhouder wordt niet alleen genoemd om te laten zien dat dit verhaal betrouwbaar is. Die naam wordt ook genoemd om ons te leren wat Jesaja zegt: de straf die ons vrede brengt, was op Hem. Door zijn striemen zijn wij genezen. Jesaja 53:5 Om onze vloek weg te nemen was het immers niet voldoende om een willekeurige dood te sterven. Om voor onze verlossing te betalen moest Hij een dood kiezen waarbij Hij zowel de vloek als onze schuld op zich nam. Alleen zo kon Hij ons van allebei bevrijden.
Als Hij door rovers vermoord was of tijdens een volksopstand was omgekomen in het tumult, dan zou zo’n dood geen enkel blijk van genoegdoening gegeven hebben. Maar nu is Hij voor een rechtbank aangeklaagd, door getuigen beschuldigd en in het nauw gebracht en zelfs door een uitspraak van een rechter ter dood veroordeeld. Dat is voor ons allemaal bewijs dat Hij de rol van schuldige en misdadiger vervuld heeft.
Daarbij moeten we op twee dingen letten, die door de profeten voorzegd waren en die ons enorm troosten en ons geloof versterken.
Aan de ene kant horen we dat Christus van voor de rechterstoel is weggeleid om ter dood gebracht te worden en dat Hij tussen moordenaars is opgehangen. Dat is een vervulling van de profetie die de evangelist citeert: ‘Hij is bij de misdadigers gerekend.’ Jesaja 53:12; Marcus 15:28 Waarom? Nou, om de plaats in te nemen van een zondaar, niet van een rechtvaardige of een onschuldige.
Aan de andere kant horen we dat dezelfde persoon die Hem veroordeelt, Hem ook vrijspreekt. Want Pilatus moet meer dan eens openlijk erkennen dat Christus onschuldig is. Als we dat horen, moeten we denken aan wat we bij een andere profeet lezen: Hij heeft betaald wat Hij niet gestolen had. Psalm 69:5
En dus wordt Christus ons gepresenteerd in de rol van zondaar en misdadiger. Maar omdat zijn onschuld van Hem afstraalt, zien we tegelijk ook dat Hij niet de last van zijn eigen misdaad, maar van de misdaden van anderen gedragen heeft. Hij heeft dus geleden onder Pontius Pilatus. Door een officiële uitspraak van de stadhouder werd Hij meegeteld als een van de misdadigers. Maar tegelijkertijd heeft dezelfde Pilatus Hem rechtvaardig verklaard. Want hij verzekert dat hij in Hem geen schuld vindt. Mattheüs 27:24; Lucas 23:14; 23:22; Johannes 18:38; 19:4
Dit is onze vrijspraak: de schuld waarvoor wij straf verdienden, is overgebracht op het hoofd van Gods Zoon. We moeten vooral vasthouden dat die schuld betaald is. Dan hoeven we ons leven lang nooit meer te sidderen of bang te zijn, alsof Gods rechtvaardige straf ons boven het hoofd hing. Want Gods Zoon heeft die straf op zich genomen.