Dit biedt ons een enorme troost: we horen dat het oordeel in handen ligt van Hem die ons er al voor bestemd heeft met Hem te delen in de eer van het oordelen. Mattheüs 19:28 Hij zal de rechterstoel in elk geval dus niet beklimmen om ons te veroordelen! Want hoe kan zo’n welwillende vorst zijn eigen volk verloren laten gaan? Hoe kan het hoofd zijn eigen ledematen wegwerpen? Hoe kan de beschermheer zijn beschermelingen veroordelen? De apostel Paulus roept uit dat, als Christus voor ons pleit, er niemand kan komen om ons te veroordelen. Romeinen 8:33-34 Als Paulus dat durft zeggen, dan is nog meer waar dat Christus, de pleiter zelf, niet zal veroordelen wie Hij beloofd heeft te beschermen. Het is bepaald geen geringe geruststelling dat we geplaatst zullen worden voor de rechterstoel van niemand anders dan onze verlosser, van wie wij ons behoud mogen verwachten!1 En ook dat Hij die ons nu door middel van het evangelie eeuwig geluk belooft, die belofte dan door middel van het oordeel waar zal maken! Voor dit doel heeft de Vader dus de Zoon geëerd en Hem het oordeel opgedragen. Johannes 5:22-23 Zo moet Hij zorgen voor het geweten van de zijnen, die sidderen van angst voor het oordeel.

Tot zover heb ik de volgorde van de Apostolische Geloofsbelijdenis aangehouden. Want die behandelt in enkele woorden de kernpunten van de verlossing. Daarom kan die voor ons fungeren als een lijst waarop we één voor één de afzonderlijke punten zien waarop we moeten letten om in Christus gered te worden.
Ik noem dit de ‘Apostolische’ Geloofsbelijdenis, zonder dat ik me ondertussen druk maak over de vraag wie die geloofsbelijdenis eigenlijk heeft opgesteld. Zeker, de oude schrijvers zijn het er vrijwel over eens dat deze geloofsbelijdenis moet worden toegeschreven aan de apostelen. Óf omdat ze van mening waren dat de apostelen haar samen geschreven en uitgegeven hebben, óf omdat ze vonden dat deze geloofsbelijdenis deze erenaam waard was als een betrouwbare samenvatting van de leer die via de handen van de apostelen is overgeleverd.
Zelf echter twijfel ik er niet aan of deze geloofsbelijdenis heeft meteen vanaf het eerste begin van de kerk, ja vanaf de tijd van de apostelen, gefungeerd als een openbare en met algemene instemming aanvaarde geloofsbelijdenis. Het maakt niet uit wat de precieze oorsprong geweest is. Waarschijnlijk is deze geloofsbelijdenis niet door één persoon in zijn eentje opgesteld. Want het staat vast dat deze geloofsbelijdenis sinds mensenheugenis onder alle vromen een heilig gezag gehad heeft.
Maar waar we vooral op moeten letten, daar hoeven we niet over te discussiëren. Want dat staat vast: in deze geloofsbelijdenis wordt heel ons geloof kort, duidelijk en overzichtelijk beschreven en deze geloofsbelijdenis bevat niets dat niet bevestigd wordt door betrouwbare bewijzen uit de Schrift. Als je dat begrepen hebt, hoef je je geen zorgen te maken over de vraag wie de schrijver was. Je hoeft daar met niemand over in discussie te gaan. Of is er soms iemand die er niet tevreden mee is dat de waarheid van de Heilige Geest zeker is, als hij niet tegelijk ook weet wie die waarheid met zijn mond heeft uitgesproken of met zijn hand heeft opgeschreven?
1Ambrosius van Milaan, De Iacobo et vita beata I, 6.