Dan nu kort Christus’ priesterschap. We moeten weten wat het doel ervan is en wat het ons oplevert: dat Hij een smetteloze middelaar is, die ons door zijn heiligheid met God verzoent. De rechtvaardige vloek verspert voor ons de toegang. In zijn hoedanigheid als rechter is God boos op ons. Dus is het nodig dat er een zoenoffer tussenbeide komt. Zo kan de priester ons bij God in de gunst brengen en Gods woede stillen. Om deze taak uit te voeren, moest Christus dus met een zoenoffer komen. Ook volgens de wet mocht een priester het heiligdom niet binnenstappen zonder bloed. De gelovigen moesten weten dat God pas gunstig gestemd kon worden als de zonden vergeven waren. Ook al stond er een priester tussen God en hen in om voor hen te pleiten.
De apostel behandelt dit uitgebreid in de brief aan de Hebreeën, vanaf hoofdstuk 7 tot ongeveer het eind van hoofdstuk 10. Maar in de kern komt het hierop neer: alleen Christus heeft recht op de eer van het priesterschap. Want door het offer van zijn dood heeft Hij onze schuld uitgewist en voor onze zonden betaald. Hoe belangrijk dat is, leren we uit de plechtige eed van God waar Hij nooit spijt van krijgt: ‘Jij bent priester voor eeuwig, volgens de orde van Melchizedek.’ Psalm 110:4; Hebreeën 5:6 Zonder twijfel wilde God het kernpunt bevestigen waar naar zijn weten heel onze redding van afhangt. Immers, zoals ik zei, voor ons of onze gebeden is de toegang tot God gesloten, tenzij de priester ons heiligt door onze smerigheid af te wassen. En hij moet voor ons de genade verwerven die voor ons onbereikbaar is als gevolg van de vuilheid van onze misdaden en zonden.
We zien dus dat we moeten beginnen bij Christus’ dood. Alleen dan kan zijn priesterschap voor ons effect hebben en ons iets opleveren. Op basis daarvan pleit Hij voor eeuwig voor ons. Op zijn voorspraak komen we bij God in de gunst. En het gevolg daar weer van is dat wij niet alleen vol vertrouwen kunnen bidden, maar ook met een vroom geweten rust vinden. Want we kunnen veilig steunen op Gods welwillendheid. We mogen er vast van overtuigd zijn dat Hij blij is met alles wat de middelaar geheiligd heeft.
In de wet heeft God bevolen dat Hem dieren geofferd moesten worden. Maar bij Christus ging het er dus heel anders aan toe. Hij, de priester, was tegelijk ook het offer. Want er was nergens iets anders te vinden dat geschikt was om voor de zonden te betalen. Evenmin was er iemand te vinden die de eer waard was om Gods eniggeboren Zoon aan Hem te offeren.
Verder vervult Christus de rol van priester niet alleen om de Vader gunstig en genadig voor ons te stemmen, volgens een eeuwige wet van verzoening. Hij doet dat ook om ons samen met Hem in die grote eer te laten delen. Openbaring 1:6 Uit onszelf zijn wij besmeurd, maar in Hem zijn wij priesters. We offeren onszelf en alles wat we hebben aan God. We stappen vrijuit het hemelse heiligdom binnen. Onze eigen offers van onze gebeden en onze lofprijzingen hebben voor God een aangename geur en Hij is er blij mee. Ook hierover gaat dit woord van Christus: ‘Ik heilig Mijzelf voor hen.’ Johannes 17:19 Wij zijn met Christus’ heiligheid overgoten, aangezien Hij ons samen met Hem aan de Vader gewijd heeft. Anders zouden we stinken voor God, maar nu zijn wij aangenaam voor Hem, alsof we schoon en rein, ja zelfs heilig waren.
Daarom vertelt Daniël dat het heiligdom gezalfd wordt. Daniël 9:24 Want we moeten letten op de tegenstelling tussen deze zalving en de schaduwachtige zalving die toen gebruikelijk was. Alsof de engel zei dat de schaduwen verdreven zouden worden en dat dan het priesterschap duidelijk zichtbaar zou zijn in de persoon van Christus.
En daarom is het extra afschuwelijk dat er mensen zijn die er niet mee tevreden zijn dat Christus priester is en zichzelf durven opdringen om Hem te slachten. In het pausdom wordt dat elke dag weer geprobeerd. Want daar wordt de mis beschouwd als het offeren van Christus.