Nu ben ik toe aan Christus’ koningschap. Het zou geen zin hebben om het daarover te hebben, als ik de lezers er niet eerst op wijs dat dat koningschap een geestelijk karakter draagt. Want uit dat karakter kun je opmaken wat het doel ervan is, wat het ons oplevert en ook hoe sterk het is en dat het eeuwig is. Bovendien, dat het eeuwig is, laat de engel bij Daniël op de persoon van Christus slaan. Daniël 2:44 Maar de engel laat het bij Lucas terecht ook slaan op de redding van het volk. Lucas 1:33 Echter, deze eeuwigheid is tweevoudig en we moeten er op twee manieren naar kijken: op de ene manier slaat het op heel het lichaam van de kerk en op de andere manier hoort het bij elk lid afzonderlijk.
Op de eerste manier slaat wat gezegd wordt in Psalm 89: ‘Eens heb Ik bij mijn heiligheid gezworen aan David. Ik zal niet liegen, voor eeuwig zal hij nageslacht hebben. Zijn troon zal als de zon voor mijn ogen staan, hij zal vaststaan als de maan en de getuige in de hemel is betrouwbaar.’ Psalm 89:36-38 Er valt immers niet aan te twijfelen dat God daar belooft dat Hij door de hand van zijn Zoon de kerk voor eeuwig zal regeren en beschermen. De realiteit van deze profetie kun je immers nergens anders vinden dan in Christus. Want meteen na de dood van Salomo is het grootste deel van het koninkrijk ineengestort. Tot schande van het huis van David kwam het in handen van een man uit het gewone volk. 1 Koningen 12 Vervolgens werd het steeds kleiner, totdat het in een droevige en smadelijke ondergang ophield te bestaan. 2 Koningen 24
Deze uitroep van Jesaja betekent hetzelfde: ‘Wie zal vertellen van welke generatie Hij is?’ Jesaja 53:8 Want Jesaja verkondigt dat Christus na zijn dood zal blijven voortleven. Daardoor blijft Hij verbonden met zijn ledematen. Telkens als we horen dat Christus eeuwige macht toebedeeld krijgt, moeten we dus bedenken dat door dat middel de kerk voor eeuwig gestut wordt in haar voortbestaan. Daardoor blijft de kerk behouden, ondanks de tumultueuze onlusten die haar continu teisteren en de zware en vreselijke stormen die haar met talloze rampen bedreigen.
En David lacht om de overmoed van de vijanden die het juk van God en van Christus van zich af proberen te werpen. Hij zegt dan dat de koningen en de volken tevergeefs tekeergaan, want Hij die in de hemel woont, is sterk genoeg om hun aanvallen te verijdelen. Psalm 2 Zo geeft David de vromen de zekerheid dat de kerk voortdurend beschermd wordt. Zo bemoedigt hij hen om hoop te houden op de goede afloop, telkens als ze verdrukt worden.
En ergens anders laat David God in de eerste persoon zeggen: ‘Zit aan mijn rechterhand, totdat Ik je vijanden als een voetbank aan je voeten gelegd heb.’ Psalm 110:1 David wijst er dan op dat er nog zoveel sterke vijanden tegen de kerk kunnen samenspannen, maar dat ze niet sterk genoeg zijn om het onveranderlijke besluit van God te overwinnen dat Hij zijn Zoon heeft aangesteld als koning voor eeuwig. Dat betekent dus dat de duivel met alle hulp die hij op aarde krijgen kan onmogelijk de kerk kan vernielen. Want die rust op het fundament van de eeuwige regering door Christus.
Dan nu wat we daar ieder persoonlijk aan hebben. Dezelfde eeuwigheid moet ons opbeuren en hoop geven op onsterfelijk geluk. Want we zien dat alles wat aards en van deze wereld is, tijdelijk en vergankelijk is. Daarom verklaart Christus dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is. Zo wil Hij onze hoop omhoog, op de hemel richten. Johannes 18:36 Kortom, als we horen dat Christus’ koninkrijk geestelijk is, moet dat ieder van ons opwekken om de hoop te pakken te krijgen op een beter leven. Omdat je nu beschermd wordt door de hand van Christus, mag je de volle vrucht van de genade verwachten in de tijd die komt.