Het vierde verschil komt voort uit het derde verschil. Want de Schrift noemt het Oude Testament een testament van slavernij, omdat het angst inboezemt. Maar het Nieuwe Testament wordt door de Schrift een testament van vrijheid genoemd, omdat het het hart opbeurt en vertrouwen en zekerheid geeft. Daarom zegt Paulus: ‘Jullie hebben niet een Geest van slavernij gekregen om opnieuw bang te moeten zijn, maar een Geest van adoptie. Door die Geest roepen wij: “Abba, Vader!”’ Romeinen 8:15
Hierop slaat wat je leest in de brief aan de Hebreeën: de gelovigen zijn niet genaderd tot een tastbare berg en een brandend vuur, tot duisternis en onweer. Wat je daar hoort of ziet, maakt je alleen maar bang. Zelfs Mozes stond te trillen op zijn benen toen die vreselijke stem weerklonk. Allemaal smeekten ze of ze die stem niet hoefden te horen. Maar de gelovigen zijn genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem. Hebreeën 12:18-22
Maar wat Paulus in het genoemde citaat uit de brief aan de Romeinen kort aanstipt, legt hij uitgebreider uit in de brief aan de Galaten. Daar vat hij de twee zonen van Abraham op als beeldspraak. Hagar, de slavin, staat voor de berg Sinaï, waar het volk Israël de wet kreeg. Sara, de vrije, staat voor het hemelse Jeruzalem, waar het evangelie vandaan komt. Het kind van Hagar wordt als slaaf geboren en zal daarom nooit de erfenis krijgen. Maar het kind van Sara is vrij en heeft wel recht op de erfenis. Zo zijn ook wij door de wet in slavernij gebracht, maar worden we alleen door het evangelie opnieuw geboren in vrijheid. Galaten 4:21-31
In de kern komt het dus hierop neer: het Oude Testament joeg het geweten angst en schrik aan, maar door de zegen van het Nieuwe Testament wordt het daar tot zijn vreugde van bevrijd. Het ene testament hield het geweten geboeid onder het slavenjuk, maar het andere testament is mild en laat het geweten vrij.
Maar stel dat mijn tegenstanders als tegenargument wijzen op de heilige aartsvaders, alsof die onder het volk Israël een uitzondering vormden. Het staat immers vast dat zij dezelfde Geest van geloof gekregen hebben als wij. En dus deelden ze ook in dezelfde vrijheid en vreugde. Maar dan is mijn antwoord dat die dingen geen van beiden het resultaat waren van de wet. Ze hebben hun toevlucht genomen tot het evangelie, omdat ze merkten dat de wet hen onderdrukte in een toestand van slavernij en hun geweten belastte met onzekerheid. En daarom is het speciaal aan het Nieuwe Testament te danken dat ze buiten de gemeenschappelijke wet van het Oude Testament om bevrijd zijn van dat kwaad.
Bovendien ontken ik dat de Geest van vrijheid en zekerheid zo royaal in hen was uitgedeeld dat ze de angst en de slavernij van de wet helemaal niet meer ervaren hebben. Ze genoten weliswaar de voorrechten die ze door de genade van het evangelie gekregen hadden. Maar toch waren ze onderworpen aan dezelfde boeien en dezelfde last van de rituelen als het gewone volk. Ze waren gedwongen die rituelen nauwkeurig uit te voeren. En die rituelen waren de symbolen van de discipline – oftewel de slavernij – en de schriftelijke schuldbekentenissen, waarmee ze erkenden dat ze schuldig waren aan zonde. Van deze verplichting konden ze zich niet losmaken. Daarom is het terecht als je zegt dat ze, vergeleken met ons, onder het testament van slavernij en angst leefden, gelet op de algemene manier van uitdelen waarmee de Heer toen het volk Israël behandelde.