Het tweede verschil tussen het Oude en het Nieuwe Testament ligt in de vormen. In het Oude Testament ontbrak de werkelijkheid nog. Daarom liet het Oude Testament in plaats van die werkelijkheid slechts een afbeelding en een schaduw zien. In het Nieuwe Testament is de werkelijkheid aanwezig en zelf zichtbaar.

Bijna overal waar het Nieuwe Testament tegenover het Oude Testament gezet wordt, wordt dit verschil genoemd. Maar nergens wordt het zo uitgebreid behandeld als in de brief aan de Hebreeën. Daar bestrijdt de apostel degenen die vonden dat je je aan de wet van Mozes moest blijven houden. Dat kon volgens hen niet worden afgeschaft zonder dat als gevolg daarvan heel de godsdienst in elkaar zou storten.
Om deze dwaling te weerleggen, gebruikt de apostel wat de profeet voorzegd heeft over het priesterschap van Christus. Psalm 110:4; Hebreeën 7:11 Christus wordt voor eeuwig aangesteld als priester. Ongetwijfeld wordt dan dus het priesterschap waarbij de ene priester de ander opvolgt, afgeschaft. Hebreeën 7:23-24 En de aanstelling van die nieuwe priester heeft een extra betekenis. Om dat te bewijzen, wijst de apostel erop dat die aanstelling bevestigd wordt met een eed. Hebreeën 7:20-21 Later voegt hij eraan toe dat met die overdracht van het priesterschap er ook een ander testament gekomen is. Hebreeën 8:6-13 Dat dat nodig was, onderbouwt de apostel door aan te voeren dat de wet zo zwak was dat niemand daardoor tot volmaaktheid gebracht kon worden. Hebreeën 7:18-19 Vervolgens behandelt hij wat de aard van die zwakheid was. De wet bevatte alleen uiterlijke, fysieke manieren om te rechtvaardigen. Maar als je je daaraan hield, maakte dat je nog niet volmaakt in je geweten. Want dierenoffers konden geen zonden uitwissen en konden je geen echte heiligheid bezorgen. Ten slotte concludeert de apostel dus dat de wet een schaduw was van toekomstige goede dingen. De wet was geen levend beeld van die dingen zelf. Hebreeën 10:1 De wet had daarom geen andere taak dan om een introductie te geven op een betere hoop, die in het evangelie geopenbaard wordt.
Nu moet je erop letten in welk opzicht het verbond van de wet tegenover het verbond van het evangelie en de dienst van Christus tegenover de dienst van Mozes gezet worden. Want als de tegenstelling draaide om het wezen van de beloften, zouden de twee testamenten enorm met elkaar in tegenspraak zijn. Maar de vraagstelling leidt ons in een andere richting. Dus moeten we het antwoord ook in die richting zoeken. Laten we dus vooropstellen dat God zijn verbond ooit bevestigd heeft als een eeuwig en onvergankelijk verbond. De vervulling van dat verbond is Christus. In Hem wordt dat verbond uiteindelijk bevestigd en geratificeerd.
Zolang die bevestiging nog uitblijft, schrijft de Heer via Mozes de rituelen voor. Dat zijn, zeg maar, de officiële symbolen van die bevestiging. En nu ging het in de discussie om de vraag of die rituelen voor Christus aan de kant moesten. Eigenlijk waren die rituelen maar bijzaken bij het verbond. In elk geval waren ze eraan toegevoegd als zogenaamde bijlagen. Maar omdat zij de instrumenten vormden om het verbond te bedienen, droegen ze ook zelf de naam ‘verbond’. De Schrift heeft immers de gewoonte om sacramenten te noemen naar de dingen die erdoor worden afgebeeld. Kortom, in deze Schriftpassage wordt de gebruikelijke manier om het verbond te bevestigen – het uitvoeren van rituelen en het brengen van offers – het ‘Oude Testament’ genoemd.
Maar die manier van bevestigen bevat niets substantieels, tenzij je verder gaat. Daarom stelt de apostel dat de rituelen aan de kant geschoven en afgeschaft moesten worden, om plaats te maken voor Christus. Hij is de borg en middelaar van een beter testament. Hebreeën 7:22 Hij heeft voor de uitverkorenen voor eens en voor altijd een eeuwige heiliging verdiend en de zonden uitgewist die onder de wet blijvend waren.
Of, als je dat liever hebt, zie het dan zo: het oude verbond is het testament van de Heer dat werd overgeleverd verhuld in de schaduwen van rituelen. Maar het uitvoeren van die rituelen had geen daadwerkelijk effect. Daarom was dat testament tijdelijk. Want onder dat testament bleef alles onbeslist, totdat het kon steunen op een vast en solide fundament. Het is pas nieuw en eeuwig sinds het door het bloed van Christus geheiligd en bevestigd is. Daarom noemt Christus de beker die Hij tijdens het avondmaal aan zijn leerlingen overhandigt, de beker van het Nieuwe Testament in zijn bloed. Lucas 22:20; Mattheüs 26:28 Daarmee geeft Hij aan dat Gods testament pas echt werkelijkheid wordt en daardoor nieuw en eeuwig, als het met zijn bloed bezegeld wordt.