Daaruit volgt ook dat het Oude Testament gebaseerd was op Gods gratis barmhartigheid en bevestigd is doordat Christus tussenbeide kwam. Want de prediking van het evangelie verkondigt niets anders dan dat zondaren rechtvaardig gemaakt worden door Gods vaderlijke welwillendheid, zonder dat ze dat verdiend hebben. Heel de inhoud van het evangelie loopt uit op Christus. Wie zou dan de Joden durven uitsluiten van het deelhebben aan Christus? We horen immers dat met hen het verbond van het evangelie gesloten is. En het enige fundament van dat verbond is Christus. Wie zou durven beweren dat zij buiten de zegen van gratis redding staan? We horen immers dat hun de leer van rechtvaardigheid door geloof bediend is.
Om niet te lang te blijven discussiëren over een kwestie die toch duidelijk is – we hebben een speciale uitspraak van de Heer: ‘Abraham verheugde zich erop dat hij mijn dag zou zien. En hij heeft die gezien en was blij.’ Johannes 8:56 Wat Christus daar verklaart over Abraham, geldt voor het gelovige volk in het algemeen. Dat maakt de apostel duidelijk, als hij zegt dat Christus gisteren en vandaag en tot in eeuwigheid dezelfde is. Hebreeën 13:8 Hij heeft het er daar immers niet alleen over dat Christus eeuwig God is. Hij heeft het daar ook over zijn kracht die altijd aan de gelovigen geopenbaard is.
Daarom zeggen de gelukkige maagd Maria en Zacharias in hun lofzangen dat de redding die in Christus geopenbaard is, de vervulling is van de beloften die de Heer vroeger gedaan had aan Abraham en de aartsvaders. Lucas 1:54-55; 1:72-73 Door Christus te zenden heeft de Heer de trouwbelofte van zijn oude eed ingelost. Dan kunnen we niet anders zeggen dan dat het einddoel van die belofte en van het Oude Testament altijd gelegen heeft in Christus en in het eeuwige leven.