Uit wat ik tot nu toe gezegd heb, kan al zonneklaar blijken dat alle mensen die God vanaf het begin van de wereld heeft uitgekozen voor een positie onder zijn volk, zijn bondgenoten waren door de band van dezelfde wet en dezelfde leer als die voor ons gelden. Maar het is heel belangrijk dat dit punt goed onderbouwd wordt. Daarom zal ik nu nog als een extra bijlage de volgende vraag bespreken: de aartsvaders deelden in dezelfde erfenis als wij en hoopten door de genade van dezelfde middelaar samen met ons op dezelfde redding. In hoeverre was daarbij hun toestand anders dan die van ons?
De Schriftbewijzen die ik uit de wet en de profeten opgesomd heb, maken duidelijk dat er onder Gods volk nooit een andere norm geweest is voor de godsdienst en voor vroomheid. Toch is het terecht om speciaal plaats in te ruimen om deze kwestie beter en nauwkeuriger te bespreken. Want veel schrijvers gaan uitgebreid in op het verschil tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Voor een niet al te intelligente lezer kan dat problemen opleveren. Sterker nog, het zou sowieso al nuttig zijn om hier dieper op in te gaan, maar het is onvermijdelijk geworden dankzij de monsterlijke losbol Servet en sommige dwazen uit de sekte van de wederdopers. Zij zien het volk Israël slechts als een kudde varkens. Want zij kletsen dat de Heer hen op deze aarde heeft vetgemest als varkens in een zwijnenstal, zonder enige hoop op de hemelse onsterfelijkheid.
Tegen deze gevaarlijke dwaling moeten we het hart van de vromen beschermen. Ook moeten we alle moeilijkheden uit de weg ruimen die steeds oprijzen zodra we horen dat er verschil is tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Daarom moeten we kort nagaan wat de overeenkomst en wat het verschil is tussen het verbond dat de Heer vroeger met de Israëlieten gesloten heeft, vóór de komst van Christus, en het verbond dat Hij nu met ons gesloten heeft, nadat Christus geopenbaard is.