14.7 – Het organische karakter van het genadeverbond

0
6

De tweede eigenaardigheid van het genadeverbond houdt in dat het in al zijn bedelingen een organisch karakter draagt.

De verkiezing vestigt de aandacht op de bijzondere, individuele personen, die van tevoren door God gekend zijn en daarom in de tijd geroepen, gerechtvaardigd en verheerlijkt worden. Maar de verkiezing houdt op zichzelf nog niet in in welk verband deze personen tot elkaar staan. Maar nu zegt de Schrift ons verder dat de verkiezing in Christus plaats heeft gevonden Ef. 1:4, 3:11 en dus zo te werk is gegaan dat Christus kon optreden als het Hoofd van zijn gemeente en de gemeente kon vormen tot het lichaam van Christus. De uitverkorenen staan dus niet los naast elkaar, maar ze zijn in Christus één. Zoals in de dagen van het Oude Testament het volk van Israël één heilig volk van God was, zo is de gemeente van het Nieuwe Testament een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilig volk, een volk dat God zijn eigendom gemaakt heeft. 1 Pet. 2:9 Christus is de Bruidegom en de gemeente is zijn bruid. Hij is de wijnstok en zij zijn de ranken. Hij is de hoeksteen en zij zijn de levende stenen van het Godsgebouw. Hij is de Koning en zij zijn de onderdanen. Zo innig is deze eenheid tussen Christus en zijn gemeente dat Paulus beide samenvat onder de naam van Christus. Zoals het lichaam één is en veel leden heeft en alle leden van dit ene lichaam, hoewel het er veel zijn, één lichaam zijn, zo is het ook met Christus. 1 Kor. 12:12 Het is één gemeenschap die de eenheid van de Geest behoudt door de band van de vrede, één lichaam en één geest, zoals ze ook geroepen zijn tot één hoop van hun roeping, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die boven allen en door allen en in hen allen is. Ef. 4:3-6

Zo kan de verkiezing geen daad van willekeur of toeval zijn geweest. Als ze geleid is door de bedoeling om Christus te stellen als een Hoofd en de gemeente te vormen tot zijn lichaam, dan draagt ze zelf een organisch karakter en sluit ze de gedachte van een verbond al in. Maar in het getuigenis dat de verkiezing in Christus is gemaakt, wordt nog iets anders aangeduid. Immers, de organische eenheid van het menselijk geslacht onder een hoofd komen we niet voor het eerst in Christus tegen, maar in Adam. Adam heet bij Paulus uitdrukkelijk een voorbeeld van degene die komen zou. Rom. 5:14 En Christus wordt door hem de laatste Adam genoemd. 1 Kor. 15:45 Het genadeverbond blijkt daarmee volgens de grondgedachten en lijnen van het werkverbond te zijn. Het is er niet de afschaffing, maar juist de vervulling van, zoals het geloof de wet niet tenietdoet, maar bevestigt. Rom. 3:21 Werk- en genadeverbond zijn dus aan de ene kant, zoals eerder werd opgemerkt, zeer scherp onderscheiden. Maar ze zijn aan de andere kant zeer innig verwant. Het grote onderscheid houdt in dat Adam zijn plaats als hoofd van het menselijk geslacht verbeurd en verloren heeft en nu door Christus is vervangen. Maar Christus neemt de vervulling op zich, zowel van wat de eerste mens misdaan heeft als van wat hij had moeten doen. Hij volbrengt voor ons de eisen waartoe de morele wet ons verplicht en vat nu heel zijn gemeente als een vernieuwd menselijk geslacht onder zich als het Hoofd samen. In de bedeling van de volheid van de tijden wordt opnieuw alles door God bijeengebracht in Christus, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is. Ef. 1:10

Dit bijeenbrengen kan daarom niet anders dan op een organische manier gebeuren. Als het genadeverbond zelf in Christus organisch is gedacht, dan moet het ook in overeenstemming daarmee worden opgericht en voortgezet. Zo zien we dus dat het in de historie nooit met een enkel, los, op zichzelf staand individu wordt opgericht, maar altijd met een mens en zijn geslacht, met Adam, met Noach, met Abraham, met Israël, met de gemeente en hun zaad. Nooit geldt de belofte een enkele gelovige op zichzelf, maar altijd in hem ook zijn huis. God verwezenlijkt zijn genadeverbond niet door op de tast enkele mensen uit de mensheid uit te kiezen en dan buiten de wereld om samen te voegen. Nee, Hij draagt het genadeverbond de mensheid binnen, maakt het tot een bestanddeel van de wereld en zorgt nu dat het in die wereld bewaard blijft voor de boze. Als Herschepper wandelt Hij in het spoor dat Hij als Schepper, Onderhouder en Regeerder van alle dingen getrokken heeft. De genade is iets anders en hogers dan de natuur, maar ze sluit zich toch bij de natuur aan en vernietigt die niet, maar herstelt die. De genade is geen erfgoed, dat op grond van de natuurlijke geboorte overgaat, maar ze stroomt toch voort in de bedding die in de natuurlijke verhoudingen van het menselijk geslacht is uitgegraven. Het genadeverbond springt niet van de hak op de tak, maar gaat op een historische en organische manier door in de families, geslachten en volken.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in