De erfzonde, waarin de mens ontvangen en geboren wordt, is geen rustende, werkeloze eigenschap, maar een wortel waaruit allerlei zonden voortspruiten, een onzalige fontein waaruit de zonde voortdurend als opwellend water opspringt, een kracht die de mens altijd in de verkeerde richting van zijn hart voortdrijft, van God en van zijn gemeenschap af, zijn eigen verderf en ondergang tegemoet. De erfzonde verschilt daarom van de zonden die vroeger werden aangeduid met de naam dadelijke (actieve) zonden en die alle overtredingen van de goddelijke wet omvatten die door de mens zelf persoonlijk, met minder of meer bewustheid, met zwakkere of sterkere wil en opzet bedreven worden. Al die persoonlijke zonden hebben een gemeenschappelijke oorsprong. Ze komen voort uit het hart van de mens. Mar. 7:22 En dat hart is bij alle mensen op alle plaatsen en in alle tijden hetzelfde, zolang het namelijk niet door wedergeboorte veranderd en vernieuwd is. Alle nakomelingen van Adam hebben één menselijke natuur gemeen en die natuur is bij allen schuldig en onrein. Er bestaat dus geen enkele reden voor enig mens om zich van alle anderen af te zonderen en te zeggen: ‘Ga weg van mij, ik ben heiliger dan jullie!’ Voor de hoogmoed van de eigengerechtige, de trots van de edele, de zelfverheffing van de wijze is er met het oog op de menselijke natuur, die aan allen eigen is, geen enkele basis. Er bestaat onder de duizenden zonden geen enkele waarvan enig mens zou kunnen zeggen dat hij er vreemd aan is en er niets mee te maken heeft. De zaden van alle ongerechtigheden, ook de ergste, liggen in het hart dat ieder in zijn boezem meedraagt. De misdadigers zijn geen bijzonder ras, maar komen voort uit de maatschappij waarvan we allen lid zijn. Ze openbaren slechts wat er omgaat, woelt en broeit in het verborgen wezen van ieder mens.

Omdat ze opkomen uit een gemeenschappelijke wortel, staan alle zonden in het leven van elk mens afzonderlijk en zo ook in het leven van een gezin, familie, geslacht, volk, maatschappij en in heel de mensheid, met elkaar in organisch verband. De zonden zijn onnoemelijk veel in aantal, zodat men ook naar een indeling en groepering gestreefd heeft. Men spreekt dan van zeven hoofdzonden (hoogmoed, gierigheid, onmatigheid, onkuisheid, traagheid, nijd, toorn). Of volgens het instrument waarmee ze bedreven worden, van zonden met gedachten, woorden en werken, van zonden van het vlees en van de geest. Of volgens de geboden waartegen ze in verzet komen, van zonden tegen de eerste en de tweede tafel, tegen God, de naaste en onszelf. Of volgens de vorm waarin ze zich voordoen, van zonden van nalatigheid of van bedrijf. Of volgens de graad waarin ze onderscheiden zijn, van verborgen en openbare, stille en roepende, menselijke en duivelse zonden enzovoort.
Maar hoe ze ook verschillen, ze staan nooit, als loutere, willekeurige daden, ieder op zichzelf. Ze hangen altijd in de wortel samen en werken voortdurend op elkaar in. Zoals in de ziekte de wet van het gezonde leven bewaard blijft maar nu actief is tot verstoring, zo komt het organische leven van mens en mensheid ook in de zonde uit, maar zo dat het zich nu door die zonde in een richting ontwikkelt die lijnrecht tegenovergesteld is aan zijn oorspronkelijke bestemming.
Wij allen drukken deze gedachte uit in het bekende spreekwoord: de zonde is een hellend vlak. Je kunt niet een eindje meegaan en dan op een willekeurig punt stilstaan en omkeren. Dieper en mooier sprak een beroemde dichter over de vloek van de kwade daad, die eruit bestaat dat ze voortdurend het kwade moet baren. Maar de Schrift laat ons hier weer het volle licht over opgaan. Jak. 1:14-15 Zij beschrijft hoe de zondige daad bij de mens op een organische manier ontstaat. Als iemand verzocht wordt om kwaad te doen, dan ligt de oorzaak daarvan niet in God, maar in zijn eigen begeerlijkheid. Die is de moeder van de zonde. Maar deze begeerlijkheid brengt juist daarom nog niet, zonder meer, de zonde (de zondige daad, met gedachte, woord of werk) voort. Daarvoor is het nodig dat ze eerst ontvangt en bevrucht en zwanger wordt. Dat gebeurt als het verstand en de wil zich met haar in verbinding stelt. En wanneer dan zo de begeerlijkheid door de wil bevrucht is, dan brengt ze de zondige daad voort. En als deze zonde zichzelf uitleeft, zich ontwikkelt en voltooit, dan baart zij op haar beurt weer de dood.
Zo gaat het met elke bijzondere zonde, maar op een dergelijke manier hangen ook de verschillende zonden onderling samen. Dezelfde apostel wijst hierop, als hij zegt dat wie de hele wet zal houden en in één (gebod) zal struikelen, aan alle geboden schuldig is geworden. Jak. 2:10 Want dezelfde Wetgever die het ene gebod heeft voorgeschreven, heeft ze allemaal gegeven. De overtreder tast in het ene gebod de Wetgever van alle geboden aan en ondermijnt dus het gezag en de kracht van allemaal. De wet is op grond van haar oorsprong en verder ook op grond van haar wezen één. Ze is een organisch lichaam, dat als één lid geschonden wordt, geheel wordt misvormd. Ze is een keten, die wanneer er één schakel uit losgemaakt wordt, geheel uiteenvalt. De mens die één gebod overtreedt, zet in principe alle geboden aan de kant en komt dus van kwaad tot erger. Hij wordt, zoals Jezus zegt, een dienaar, een slaaf van de zonde, Joh. 8:34 of zoals Paulus het uitdrukt, verkocht onder de heerschappij van de zonde, zodat hij van de zonde even afhankelijk is als een slaaf van de meester die hem kocht. Rom. 7:14
Dezelfde organische beschouwing is ook van toepassing op de zonden die zich in bepaalde kringen van het menselijk leven vertonen. Er zijn persoonlijke, individuele, maar ook gemeenschappelijke, sociale zonden, zonden van bepaalde gezinnen, families, volken enzovoort. Elke stand en klasse in de maatschappij, elk beroep en bedrijf, elk ambt en iedere betrekking brengt zijn eigen morele gevaren en zijn eigen zonden mee. De zonden van de stedelingen verschillen van die van de dorpsbewoners, de zonden van de landbouwers van die van de kooplieden, de zonden van de geleerden van die van de onontwikkelden, de zonden van de rijken van die van de armen, de zonden van de kinderen van die van de volwassenen. Maar dat bewijst juist dat al die zonden in elke kring onderling samenhangen. En de statistiek bevestigt dit als ze aantoont dat bepaalde misdaden in bepaalde leeftijden, jaarseizoenen, generaties, standen en kringen met een zekere ritmische regelmatigheid voorkomen. Nu nemen we van dit organisch verband van de zonden met onze beperkte kring slechts een zeer klein gedeelte oppervlakkig waar. Maar als we konden doordringen tot het wezen van de verschijnselen en in de harten van de mensen de wortel van de zonden konden opsporen, dan zouden we zonder twijfel tot de ontdekking komen dat er ook in de zonde eenheid, gedachte, plan, gang, kortom, dat er ook in de zonde systeem is.
De Schrift licht een tip van de sluier op als ze de zonde in de mensheid, zowel wat haar oorsprong als wat haar ontwikkeling en haar voltooiing betreft, met het rijk van satan in verband brengt. Sinds satan de mens verleid en ten val gebracht heeft, Joh. 8:44 is hij in morele zin de overste van de wereld en de god van deze eeuw geworden. Joh. 16:11, 2 Kor. 4:4 Hoewel hij door Christus veroordeeld en buiten geworpen is Joh. 12:31, 16:11 en dus voornamelijk in de heidenwereld werkt, Hand. 26:18, Ef. 2:2 valt hij toch voortdurend van buitenaf de gemeente aan, die met heel haar wapenrusting tegen hem de strijd moet aanbinden, Ef. 6:12 en organiseert hij tegen het einde van de dagen heel zijn macht nog eenmaal tot een laatste, beslissende aanval op Christus en zijn rijk. Op. 12 e.v. Niet als wij op een enkele zonde, of op de zonden bij een enkel mens of bij een enkel volk de aandacht vestigen, maar als we heel het rijk van de zonde in de mensheid overzien, bij het licht dat de Schrift daarover verspreidt, dan begrijpen we pas wat de eigenlijke aard en bedoeling van de zonde is. Ze is in haar principe en wezen niets minder dan vijandschap tegen God en dingt in de wereld naar de opperheerschappij. Elke zonde, ook de kleinste, doet als overtreding van de goddelijke wet, in het verband van het geheel, tot dit einddoel dienst. De geschiedenis van de wereld is geen blind werkend evolutieproces, maar een ontzaglijk drama, een eeuwenlange, geestelijke worsteling tussen de Geest van boven en de geest van beneden, tussen Christus en antichrist, tussen God en satan.