11.6 – Schepping in zes dagen

0
10

Heel het scheppingswerk is volgens het herhaalde getuigenis van de Schrift Gen. 2:1-2, Ex. 20:11, 31:17 in zes dagen volbracht. Toch heeft er steeds een grote vrijheid van gedachten en een opmerkelijk verschil van mening bestaan over hoe je die dagen moet opvatten. Niemand minder dan Augustinus was van oordeel dat God alles ineens en tegelijk voltooid had geschapen en dat de zes dagen geen opeenvolgende tijddelen waren, maar slechts gezichtspunten van waaruit de rang en de orde van de schepselen beschouwd konden worden. En aan de andere kant zijn er niet weinigen die bij de dagen van de schepping aan veel langere tijdperken denken dan van vierentwintig uren.

Nu spreekt de Schrift zeer beslist van dagen, die van ochtend tot ochtend gerekend worden en de basis vormen voor de indeling van de week en de feestkring onder Israël. Maar ondanks dat bevat zijzelf gegevens die ons verplichten aan andere dagen te denken dan onze gewone dagen, die het gevolg zijn van het draaien van de aarde.

Immers, in de eerste plaats is het niet zeker of wat in Genesis 1:1-2 verteld wordt aan de eerste dag voorafgaat of dat het binnen die eerste dag valt. Vóór de eerste opvatting pleit dat de eerste dag volgens vers 5 begint met de schepping van het licht en na de avond en de nacht op de volgende ochtend eindigt. Maar ook al reken je de gebeurtenissen van Genesis 1:1-2 tot de eerste dag, dan verkrijg je daardoor niets anders dan een zeer ongewone dag, die eerst een tijd lang duisternis was. Terwijl de duur van die duisternis, die aan de schepping van het licht voorafging, met geen enkel woord wordt bepaald.

In de tweede plaats waren de eerste drie dagen Gen. 1:3-13 heel anders dan onze dagen. Want onze dagen van vierentwintig uren zijn het gevolg van het draaien van de aarde om haar as en door de daarmee samenhangende verschillende stand tegenover de zon. Maar de eerste drie dagen kunnen niet op die manier gevormd zijn, want ze wisselden elkaar wel af door het verschijnen en verdwijnen van het licht, maar Genesis bericht ons zelf dat zon en maan en sterren pas op de vierde dag gemaakt zijn.

In de derde plaats is het zeker mogelijk dat de tweede reeks van drie dagen op de gewone manier gevormd zijn. Maar als we in rekening brengen dat de val van engelen en mensen en ook de later gevolgde zondvloed allerlei veranderingen hebben veroorzaakt, ook in de kosmos, Gen. 3:14 e.v., 8:21 e.v., Mat. 4:8-9, Rom. 8:20 e.v. en ook in aanmerking nemen dat het tijdperk van het ontstaan zich op elk gebied op merkwaardige wijze onderscheidt van dat van de normale groei, dan mag het niet onwaarschijnlijk heten dat ook de tweede reeks van drie dagen in allerlei opzichten anders geweest zijn dan onze dagen.

Ten slotte verdient het ook nog overweging dat alles wat volgens Genesis 1 en 2 op de zesde dag heeft plaatsgevonden, moeilijk beperkt kan worden binnen de grenzen van een tijd die volledig gelijk is aan onze dag. Want op die ene dag plaatst de Schrift de schepping van de dieren Gen. 1:24-25 en de schepping van Adam, Gen. 1:26, 2:7 het planten van de hof Gen. 2:8-14 en de afkondiging van het proefgebod, Gen. 2:16-17 het leiden van de dieren naar Adam en de naamgeving door hem, Gen. 2:18-20 de slaap van Adam en de schepping van Eva. Gen. 2:21-23

Maar hoe dit alles ook mag zijn, de zes dagen blijven de scheppingsweek, waarin de hemel en de aarde en al hun leger zijn voltooid. Ze wijzen de tijdelijke orde aan waarin de schepselen na elkaar het bestaan hebben ontvangen, maar tegelijk bevatten ze een aanduiding van de rangverhouding waarin ze tot elkaar staan. En die correspondeert met de werkelijkheid zoals we die nog dagelijks waarnemen. Geen wetenschappelijk onderzoek kan die omverstoten. Want in rang en orde gaat het vormeloze vooraf aan het gevormde, het anorganische vooraf aan het organische, de plant vooraf aan het dier, het dier vooraf aan de mens. En de mens is en blijft de kroon van de schepping. Op hem loopt het gereedmaken van de aarde uit. Daarom zegt de Schrift ook zo weinig over de schepping van de hemel en van de engelen en bepaalt ze zich in hoofdzaak tot de aarde. In astronomische zin mag die aarde klein en nietig zijn, in massa en zwaarte mag ze door duizenden planeten en zonnen en sterren overtroffen worden, in godsdienstige en morele zin blijft ze het middelpunt van het heelal. Zij en zij alleen is uitverkoren als woonplaats voor de mens, als een worstelperk waarin de grote strijd gestreden wordt tegen alle boze macht, als een plaats van vestiging voor het koninkrijk van de hemelen.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in