De Heilige Schrift slaat een heel andere weg in. Wat zij over de oorsprong van de dingen zegt, biedt ze ons niet aan als vrucht van wetenschappelijk onderzoek en evenmin omwille van een filosofische wereldverklaring, maar opdat we daardoor de enige echte God zouden kennen en op Hem alleen al ons vertrouwen zouden stellen. Ze gaat niet uit van de wereld, maar van God. Niet de wereld, maar God is eeuwig. Voor de bergen geboren en de aarde en de wereld voortgebracht waren, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid was en is Hij God. Ps. 90:2 Hij is Jehova, die is en was en zijn zal, verheven boven elk worden, een volheid van onveranderlijk zijn. En in onderscheid met Hem is de wereld geworden en altijd wordend. Waar de Heilige Schrift in de eerste plaats voor op haar hoede is, dat is de vermenging van God met zijn schepping. Ze snijdt elk ongeloof, maar ook alle afgoderij en bijgeloof bij de wortel af. God en wereld zijn, als Schepper en schepsel, van elkaar onderscheiden in wezen.

Als schepsel heeft heel de wereld alleen in God haar oorsprong. Er is geen materie en geen eeuwige kracht naast God, maar hemel en aarde en alle dingen zijn door Hem geroepen zodat ze er zijn. Dat drukt de Heilige Schrift uit door het woord scheppen. In ruimere zin gebruikt ze dit woord ook wel voor de werken van de onderhouding. Ps. 104:30, Jes. 45:7 Maar in engere zin verstaat ze daaronder dat God alle dingen uit het niets tevoorschijn heeft gebracht. Weliswaar komt de uitdrukking dat God alles uit niets geschapen heeft, niet in de Schrift voor, maar pas in het tweede boek van Makkabeën. 2 Mak. 7:28 En ook kan deze term aanleiding geven tot misverstand. Want het niets is niet het principe of de oorsprong waaruit de dingen zijn voortgekomen en kan dat ook niet zijn. Immers uit niets kan niets worden. De Schrift daarentegen zegt dat de wereld door de wil van God bestaat Op. 4:11 en dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit dingen die zichtbaar zijn. Heb. 11:3 Maar toch kan de uitdrukking ‘uit niets’ in goede zin worden opgevat en ook uitstekende diensten bewijzen tegenover allerlei dwaling, alsof de wereld gevormd zou zijn uit een of andere materie en kracht die eeuwig naast God bestond. Volgens de Schrift is God niet louter Formeerder, maar ook Schepper van de wereld. Menselijk gesproken bestond Hij eerst alleen en is daarna de hele wereld volgens zijn raad en door zijn wil voortgebracht. Aan het zijn van de wereld ging een absoluut niet-zijn vooraf en in zoverre kan men terecht zeggen dat God de wereld uit niets geschapen heeft.
De uitdrukkelijke leer van de Schrift is immers dat God bestond van eeuwigheid, Ps. 90:2 maar dat de wereld een begin heeft gehad. Gen. 1:1 Vaak is er sprake van dat God iets gedaan heeft, bijvoorbeeld uitverkoren en liefgehad heeft, vóór de grondlegging van de wereld. Joh. 17:24, Ef. 1:4 Hij is zo machtig dat Hij alleen maar hoeft te spreken om iets te laten zijn Ps. 33:9 en de dingen die niet zijn, roepen kan alsof ze zijn. Rom. 4:17 Enkel en alleen door zijn wil geeft Hij aan de wereld het bestaan. Op. 4:11 Hij heeft alles gemaakt, de hemel en de aarde met alles wat erin is. Ex. 20:11, Neh. 9:6 Alles is uit en door en tot Hem. Rom. 11:36 Daarom is Hij ook de almachtige Bezitter van hemel en aarde, Gen. 14:19, 14:22 die alles doet wat Hem behaagt, aan wiens macht nergens een grens is gesteld, van wie alle schepselen in absolute zin afhankelijk zijn, zodat ze zich niet roeren en bewegen kunnen zonder zijn wil. Ps. 115:3, Dan. 4:35 Van een ongevormde, eeuwige materie naast God weet de Heilige Schrift nergens iets. Hij is de enige, absolute oorzaak van alles wat er is en gebeurt. De zichtbare dingen zijn niet geworden uit dingen die zichtbaar zijn. Nee, heel de wereld is gereedgemaakt door het woord van God. Heb. 11:3