11.10 – De bemoediging en troost van Gods voorzienigheid

0
2

En als we de leer van de schepping en de voorzienigheid zo opvatten, dan is die rijk aan bemoediging en troost. Er is zoveel dat neerdrukt en de kracht om te leven en te handelen beneemt. Niet alleen de tegenspoeden en de teleurstellingen die we op onze levensweg ontmoeten, niet alleen de verschrikkelijke rampen en onheilen die soms honderden mensenlevens in nameloze angst te gronde doen gaan, maar ook het leven in zijn gewone verloop laat vaak de twijfel opkomen aan Gods voorzienigheid. Is mysterie niet het leven en het lot van alle mensenkinderen? Is er niet de worm van de onrust en de vrees, die knaagt aan ieders bestaan? Is het niet waar dat God een twist met zijn schepsel heeft en dat we vergaan door zijn toorn en door zijn verbolgenheid worden verschrikt? Nee, niet alleen de ongelovigen en de lichtzinnigen, maar ook Gods kinderen, en zij het diepst en het meest, worden aangegrepen door de ontzaglijke ernst van de werkelijkheid. En soms perst de vraag zich uit het hart naar de lippen of het mensdom misschien vergeefs door God op aarde zou zijn geschapen.

Maar uit die twijfel heffen ze straks toch weer door het geloof aan Gods schepping en voorzienigheid het hoofd omhoog. Geen duivel, maar God, de Almachtige, de Vader van onze Heer Jezus Christus heeft de wereld geschapen. Die is in haar geheel en in al haar delen het werk van zijn handen en van zijn handen alleen. En nadat Hij die geschapen heeft, heeft Hij die niet losgelaten. Hij houdt die door zijn almachtige en alomtegenwoordige kracht in stand. Hij vloeit met zijn macht in alle schepselen. En Hij regeert en bestuurt ze zo dat ze allemaal uitlopen op en meewerken tot het door Hem vastgestelde einde. Gods voorzienigheid neemt naast het onderhouden en meewerken als derde deel het regeren in zich op. God regeert. Hij is de Koning der koningen en de Heer der heren 1 Tim. 6:15, Op. 19:6 en zijn koninkrijk duurt tot in eeuwigheid. 1 Tim. 1:17 Geen toeval en geen noodlot, geen willekeur en geen dwang, geen grillige luim en geen ijzeren noodzakelijkheid beheerst de natuur en de geschiedenis, het leven en het lot van de mensenkinderen. Nee, achter alle tweede oorzaken schuilt en werkt de almachtige wil van een almachtige God en een trouwe Vader.

Het spreekt vanzelf dat niemand dit werkelijk met zijn hart geloven en met zijn mond belijden kan, dan wie van zichzelf weet dat hij een kind van God is. Het voorzienigheidsgeloof hangt zeer nauw samen met het heilsgeloof.

Wel behoort Gods voorzienigheid tot de waarheden die voor een gedeelte uit zijn algemene openbaring in natuur en geschiedenis gekend kunnen worden. Heidenen hebben Gods voorzienigheid vaak op een mooie manier uitgesproken en omschreven. Een van hen zei dat de goden alles zien en horen, overal aanwezig zijn en tegelijk voor alles zorgen. En een ander getuigde dat de orde en de inrichting van het heelal door God en om Gods wil in stand gehouden wordt. Maar niemand van hen kende de belijdenis van de christen dat die God, die alle dingen onderhoudt en regeert, omwille van zijn Zoon Christus zijn God en zijn Vader is. Het geloof in Gods voorzienigheid werd daarom door twijfel geschokt en bleek vaak niet bestand tegen de tegenslagen van het leven. De achttiende eeuw was zeer optimistisch en dacht dat God de beste van alle werelden geschapen had. Maar toen de stad Lissabon in het jaar 1755 door een verschrikkelijke aardbeving voor het grootste deel verwoest werd, begonnen velen Gods voorzienigheid te lasteren en zijn bestaan te ontkennen. Maar de christen, die Gods liefde ervaren heeft in de vergeving van zijn zonden en de verlossing van zijn ziel, roemt met de apostel Paulus dat geen verdrukking of benauwdheid of vervolging, geen honger of gevaar of zwaard hem van die liefde zal scheiden. Rom. 8:35 Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Rom. 8:31 Al zal de vijgenboom niet bloeien en al zal er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en al zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal de kudde uit de kooi verdwenen zijn en al zal er geen rund in de stallen zijn, toch zal ik in de Heer van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God van mijn heil. Hab. 3:17-18

In die vreugde van het hart roept hij zelfs heel de aarde op om de Heer te loven. De Heer regeert, laat de aarde zich verheugen, laten de eilanden zich verblijden! Ps. 97:1

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in