Het is dus gemakkelijk te begrijpen dat we ijverig de Schrift moeten lezen en goed naar de Schrift moeten luisteren. Als we tenminste iets aan de Geest willen hebben en van zijn vruchten willen genieten. Petrus prijst daarom ook degenen die ijverig hun aandacht richten op de leer van de profeten. 2 Petrus 1:19 Ook al zou het kunnen lijken dat voor die leer geen plaats meer is, nu het licht van het evangelie opgekomen is. Integendeel, als een geest aan de wijsheid van Gods Woord voorbijgaat en ons een andere leer opdringt, moeten we die geest verdenken van ijdelheid en bedrog. Galaten 1:6-9 Immers, Satan doet zich soms voor als een engel van het licht. 2 Korinthiërs 11:14 Hoe kunnen we de Geest dan gezag toekennen als Hij zich niet met een duidelijk kenmerk onderscheidt, zodat we zeker weten wie Hij is? Hij is ons dan ook duidelijk aangewezen door de stem van de Heer.
Nu zou het kunnen zijn dat die ongelukkige fanatici opzettelijk dwalen om hun ondergang te zoeken. Dat doen ze dan door een geest te zoeken die uit henzelf voortkomt en niet uit de Heer. Maar ze voeren aan dat we alles moeten onderwerpen aan de Geest van God. Daarom zou het ongepast zijn om de Geest te onderwerpen aan de Schrift. Alsof het voor de Heilige Geest beledigend zou zijn dat Hij altijd dezelfde is en zichzelf altijd gelijk blijft. Dat Hij constant is en nooit verandert. Zeker, als we Hem zouden beoordelen als een mens of een engel, of als welk ander wezen dan ook, dan zouden we moeten concluderen dat Hij als een ondergeschikte, of misschien zelfs als een slaaf behandeld werd. Maar als we Hem met zichzelf vergelijken en alleen naar Hemzelf kijken, wie zal dan beweren dat we Hem daardoor onrecht aandoen?
Maar wordt de Geest zo dan niet aan een onderzoek onderworpen? Dat geef ik toe. Maar dan wel aan een onderzoek dat Hij zelf gewild heeft. Zó wil Hij dat wij zeker zijn van zijn majesteit. We moeten aan Hem genoeg hebben zodra Hij zich openbaart in ons hart. Maar om te voorkomen dat de geest van Satan zijn naam gebruikt om stiekem binnen te komen, wil Hij dat we Hem herkennen in het beeld dat Hij als een stempel op de Schriften heeft gedrukt. Hij is de auteur van de Schriften. Hij kan niet veranderen of anders zijn dan Hij is. Zoals Hij zich eenmaal in de Schriften geopenbaard heeft, zo moet Hij eeuwig blijven. Dat is voor Hem geen belediging, tenzij we zouden vinden dat het eervol is om jezelf ontrouw te worden en te ontaarden.