Bij de andere profeten is dit echter nog duidelijker zichtbaar. Ik zal slechts een paar voorbeelden uitkiezen. Het zou te veel werk zijn om ze allemaal op te sommen.
In de tijd van Jesaja leefde het koninkrijk Juda in vrede. De Judeeërs dachten dat ze hulp konden vinden bij de Chaldeeën. Maar Jesaja predikte over de ondergang van de stad en over de ballingschap van het volk. Jesaja 39:6-7 We zouden nog kunnen toegeven dat nog niet bewezen is dat God het hem had ingegeven, als hij alleen maar lang van tevoren dingen voorzegde die op het moment zelf nog onvoorstelbaar leken, maar toch uitkwamen. Maar waar kwamen volgens ons dan de voorzeggingen vandaan die hij op hetzelfde moment uitsprak over de verlossing? Waar kwamen die anders vandaan dan van God? Hij noemt Cyrus, Jesaja 45:1 die de Chaldeeën moest verslaan en het volk de vrijheid terug moest geven. Toen de profeet dit voorzegd had, ging er meer dan honderd jaar voorbij voordat Cyrus geboren werd. Want hij is pas zo’n honderd jaar na de dood van de profeet geboren. Niemand kon toen vermoeden dat er ooit een Cyrus zou bestaan die oorlog zou voeren met de Babyloniërs, dat machtige koninkrijk zou onderwerpen en een eind zou maken aan de ballingschap van het volk Israël. Bewijst dit eenvoudige verhaal, zonder mooie woorden, niet duidelijk dat wat Jesaja zegt ontwijfelbare uitspraken van God zijn en geen verzinsels van een mens?
Jeremia stelde kort vóór het volk werd weggevoerd de tijd van de gevangenschap vast op zeventig jaar en kondigde de terugkeer en de vrijheid aan. Jeremia 25:11-12 Moet ook zijn tong daarbij niet door Gods Geest bestuurd zijn?
Wat zou het onbeschaamd zijn om te ontkennen dat het gezag van de profeten door zulke bewijzen bevestigd is! Ze zeggen het zelf en eisen daarmee dat je hun woorden gelooft: ‘Kijk, de dingen van vroeger zijn uitgekomen! Nu verkondig ik nieuwe dingen. Ik laat ze jullie horen voordat ze ontkiemen.’ Jesaja 42:9
Ik heb het nog niet eens over Jeremia en Ezechiël. Ze woonden ver bij elkaar vandaan, maar profeteerden toch in dezelfde tijd. In alles wat ze zeiden, stemden ze zo sterk met elkaar overeen, dat het wel lijkt alsof ze elkaar hun woorden hadden gedicteerd.
En Daniël? Heeft hij geen profetieën opgeschreven over dingen die soms wel zo’n zeshonderd jaar in de toekomst lagen? En dan op een manier dat het wel leek alsof hij de geschiedenis beschreef van dingen die al waren gebeurd en overal bekend waren.
Als vrome mensen deze dingen goed tot zich laten doordringen, zullen ze prima in staat zijn om het geblaf van goddeloze mensen te beteugelen. Want het bewijs is zo duidelijk, dat het geen gespot hoeft te verduren.