Deze zekerheid is dus sterker dan elk menselijk oordeel. Als deze zekerheid ontbreekt, is het vergeefse moeite om het gezag van de Schrift met bewijzen te verdedigen of te baseren op de algemene instemming van de kerk of met andere hulpmiddelen te ondersteunen. Als dit fundament niet gelegd is, zal dat gezag altijd twijfelachtig blijven.
Maar aan de andere kant – de dingen die weinig waarde hebben als het erom gaat de zekerheid van de Schrift in onze ziel te planten en te laten wortelen – diezelfde dingen blijken juist heel geschikte hulpmiddelen als we de Schrift eenmaal vroom omarmd hebben en erkennen dat de Schrift buiten de gewone orde valt. Want we worden bijzonder versterkt als we ijverig en toegewijd onderzoeken hoe goed geordend de goddelijke wijsheid in de Schrift wordt uitgedeeld. We ontdekken een door en door hemelse leer, absoluut onaards. We zien dat alle afzonderlijke delen schitterend met elkaar overeenstemmen. En meer van dat soort dingen, die bijdragen aan de verhevenheid van de Schriften.
Maar ons hart wordt nog meer versterkt als we bedenken dat onze bewondering voor de Schrift niet te danken is aan mooie woorden, maar aan de imponerende onderwerpen. Want door Gods buitengewone voorzienigheid werden de grootse mysteries van het hemelse koninkrijk voor een groot deel verteld in alledaagse en eenvoudige woorden. Zou er meer welsprekendheid gebruikt zijn, dan zouden goddelozen zeggen dat de kracht van de Schrift alleen in de welsprekendheid lag. Maar nu wekt de onbeschaafde, haast ruwe eenvoud een grotere eerbied voor de Schrift op dan welsprekendheid van redenaars ooit zou kunnen. Wat mogen we daaruit anders concluderen dan dat de waarheid van de Heilige Schrift zo machtig is dat zij geen woordkunst nodig heeft?
Niet voor niets wijst de apostel Paulus er dus op dat het geloof van de Korinthiërs niet gebaseerd was op menselijke wijsheid, maar op Gods kracht. Want zij hadden zijn prediking niet aangenomen omdat hij zo overtuigend had gesproken met woorden vol menselijke wijsheid, maar omdat de kracht van de Geest zich liet zien. 1 Korinthiërs 2:4-5 Want de waarheid wordt tegen alle twijfels beschermd als ze niet steunt op hulp van anderen, maar aan zichzelf genoeg heeft om overeind te blijven.
Hierin is de Schrift heel speciaal. Menselijke geschriften kunnen nog zo meesterlijk gepolijst zijn – niet een is er in staat ons net zo aan te grijpen als de Schrift dat kan. Lees Demosthenes1 of Cicero, lees Plato, Aristoteles of anderen, wie je maar wilt van dat stel. Ze zullen je – dat geef ik toe – bijzonder aantrekken, laten genieten, ontroeren, meeslepen. Maar als je daarna gaat lezen in de Heilige Schrift, dan zal die – of je wilt of niet – je zo sterk aangrijpen, zo diep in je hart doordringen, zich zo in merg en been nestelen, dat daarbij vergeleken die redenaars en filosofen vrijwel in het niets oplossen. Daarom is gemakkelijk te zien dat de Heilige Schriften iets goddelijks ademen. Want ze gaan alles wat mensenwerk voor aantrekkelijks te bieden heeft ver te boven.
1Demosthenes (384-322 v. Chr.), Atheense politicus en redenaar.