Maar zulk gekibbel wordt door een woord van de apostel Paulus al uitstekend weerlegd. Hij verklaart dat de kerk gebouwd wordt op het fundament van de profeten en de apostelen. Efeziërs 2:20 Als de leer van de profeten en de apostelen het fundament van de kerk vormt, dan moet al vaststaan dat deze leer waar is, vóórdat het bestaan van de kerk begint. En je moet daar niet de draak mee steken door te beweren dat de kerk wel ontstaan is uit deze leer, maar dat het toch maar de vraag blijft wat aan de profeten en de apostelen moet worden toegeschreven, als de kerk geen knopen doorhakt.
Want als de christelijke kerk vanaf het begin gefundeerd is op de geschriften van de profeten en de prediking van de apostelen, dan moet die leer erkend zijn vóórdat de kerk ontstond. Want zonder die erkenning zou de kerk nooit bestaan hebben. Het fundament komt immers vóór het huis. Het is dus grote onzin dat de macht om over de Schrift te oordelen berust bij de kerk. We hoeven niet te denken dat de zekerheid van de Schrift afhangt van wat de kerk bepaalt.
Als de kerk de Schrift aanvaardt en er haar instemming mee betuigt, dan wordt de Schrift daardoor dus niet van twijfelachtig of aanvechtbaar opeens betrouwbaar. De kerk erkent slechts dat de Schrift Gods waarheid is. En daarom aarzelt ze niet om de Schrift te eerbiedigen, uit vrome gehoorzaamheid.
De mensen die dwalen, vragen: ‘Wat zou ons ervan kunnen overtuigen dat de Schrift door God is uitgestort, als we niet kunnen terugvallen op een besluit van de kerk?’ Maar dat is hetzelfde als vragen hoe we het licht kunnen onderscheiden van het donker, hoe we wit kunnen onderscheiden van zwart of hoe we zoet kunnen onderscheiden van bitter. Want de waarheid van de Schrift blijkt net zo duidelijk uit de Schrift zelf, als uit de kleur of de smaak vanzelf blijkt of iets wit of zwart, of zoet of bitter is.