1.4.3 – Bijgeloof is afgoderij

0
783

Zo wordt het verweer dat velen steeds aanvoeren om hun bijgeloof te verdedigen, omvergeworpen. Want ze denken dat het genoeg is dat ze aan godsdienst doen, ook al doen ze het verkeerd. Maar het ontgaat hun dat de ware godsdienst zich moet houden aan Gods wil, als aan een onveranderlijke norm. God blijft zichzelf steeds gelijk. Hij is geen vage schim of een product van onze verbeelding, dat ieder naar believen kan aanpassen.

Je kunt gemakkelijk zien onder wat voor valse dekmantel bijgelovige mensen God bespotten, als ze proberen Hem te dienen. Want daarbij gebruiken ze bijna alleen maar dingen waarvan Hij zelf gezegd heeft dat Hij er geen waarde aan hecht. Maar de dingen die Hij voorschrijft en waarvan Hij ons leert dat Hij er blij mee is, worden door bijgelovigen geminacht of zelfs ronduit verworpen. Mensen die zelf erediensten voor God bedenken, eren en aanbidden dus de voortbrengselen van hun eigen dwaasheid. Want ze zouden nooit zo met God durven aanrommelen als ze zich niet eerst zelf een God gefabriceerd hadden, die past bij hun onzinnige dwaasheden.

Daarom verklaart de apostel Paulus dat wie zo dwaalt in zijn mening over God, God niet kent. ‘Maar destijds, toen jullie God niet kenden,’ zegt hij, ‘dienden jullie hen die van nature geen goden zijn.’ Galaten 4:8 En ergens anders verklaart hij dat de Efeziërs zonder God waren toen zij van de ware kennis van de enige God afdwaalden. Efeziërs 2:12

En het doet er op dit punt niet toe of je ervan uitgaat dat er één God is of dat er meer zijn. Want in beide gevallen keer je je van de echte God af. Je houdt dan alleen nog maar een vervloekte afgod over.

Er zit dus niets anders op dan dat we met Lactantius1 vaststellen dat een godsdienst alleen legitiem is, als die zich houdt aan de waarheid.2

1Lucius Caecilius Firmianus Lactantius (ca. 300), christelijke auteur.

2Lactantius, Institutiones divinae I, 2,6.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in