Zo blijft het bij het woord van Augustinus dat het hart van de mens geschapen is voor God en dat het geen rust vindt totdat het rust vindt aan zijn vaderhart. Alle mensen zoeken dan ook eigenlijk naar God, getuigde dezelfde kerkvader, maar ze zoeken Hem niet op de juiste manier, niet via de juiste weg, niet op de juiste plaats. Ze zoeken Hem beneden, maar Hij is boven. Ze zoeken Hem op aarde, maar Hij is in de hemel. Ze zoeken Hem ver weg, maar Hij is dichtbij. Ze zoeken Hem in het geld, in het goed, in de roem, in de macht, in de begeerte. Maar Hij woont in de hoogte en in het heilige en bij degene met een verbrijzelde en nederige geest. Jes. 57:15 Maar ze zoeken Hem toch, of ze hem misschien mochten tasten en vinden. Hand. 17:27 Ze zoeken Hem en ze ontvluchten Hem tegelijk. Ze hebben geen zin om zijn wegen te kennen en kunnen Hem toch niet missen. Ze voelen zich tot God aangetrokken en tegelijk door Hem afgestoten.
Daaruit bestaat, zoals Pascal het zo diepzinnig uiteenzette, de grootheid en tegelijk de ellende van de mens. Hij dorst naar waarheid, maar is van nature leugenachtig. Hij snakt naar rust, maar werpt zich van de ene verstrooiing in de andere. Hij jaagt naar een duurzaam, eeuwig geluk, maar grijpt het genot van het ogenblik aan. Hij zoekt naar God, maar hij verliest zich in het schepsel. Hij is een geboren zoon des huizes, maar voedt zich in een vreemd land met zwijnendraf. Hij verlaat de bron van het levende water en hakt gebroken bakken voor zich uit die geen water houden. Jer. 2:13 Hij is als een hongerige die droomt dat hij eet, maar als hij ontwaakt, zie, hij is nog onverzadigd en zijn ziel versmacht. Jes. 29:8
De wetenschap kan deze tegenstrijdigheid in de mens niet verklaren. De wetenschap rekent alleen met zijn grootheid en niet met zijn ellende, of alleen met zijn ellende en niet met zijn grootheid. Ze verheft hem te hoog of ze drukt hem te laag neer, omdat ze niet weet van zijn goddelijke afkomst en evenmin van zijn diepe val. Maar de Schrift weet van beide, zij laat haar licht schijnen over mens en mensheid. En de tegenstrijdigheden worden verzoend, de nevelen worden opgeklaard, de verborgen dingen worden onthuld. De mens is een raadsel dat alleen in God zijn oplossing vindt.