1.3.3 – De kennis van God kan niet uitgewist worden

0
1033

Voor iemand met gezond verstand zal daarom altijd vaststaan dat het godsbesef in de mens gegrift staat en dat het nooit vernietigd kan worden. Ja, de overtuiging dat er een God is, is van nature bij iedereen aangeboren. Het zit de mensen als het ware diep in merg en been. De koppigheid van de goddelozen is daarvan een betrouwbaar bewijs. Hoe verwoed ze het ook proberen, ze kunnen zich toch niet ontworstelen aan de vrees voor God.

Diagoras1 en anderen zoals hij spotten met alles wat mensen door de eeuwen heen geloofd hebben. Dionysius2 hoont het hemelse oordeel. Toch is hun lach bitter, want in hun binnenste knaagt hun geweten feller dan alle brandijzers.

Cicero zei dat de dwalingen bij het ouder worden wegslijten en dat de godsdienst elke dag groeit en beter wordt. Ik zeg dat niet. Want zo meteen moet ik uitleggen dat de wereld probeert om alle kennis van God van zich af te schudden en zijn dienst op alle mogelijke manieren te vernietigen. Ik zeg slechts dit: de stompzinnige verharding waarmee goddelozen God zo graag verachten, smelt weg, terwijl het godsbesef, dat ze wilden uitdoven, nog even krachtig leeft en steeds weer tevoorschijn komt.

Daaruit maken we op dat deze wetenschap niet pas op school aangeleerd wordt, maar dat ieder zich deze wetenschap van de moederschoot af zelf aanleert. De natuur staat niemand toe deze wetenschap te vergeten, al doen velen hun uiterste best.

Bovendien, als iedereen geboren wordt en leeft met de bedoeling God te leren kennen, dan is het godsbesef vluchtig en zinloos als het niet uitgroeit tot echte kennis van God. En dan is het duidelijk dat ieder die in zijn leven niet al zijn denken en doen daarop gericht houdt, ontaard is volgens de norm die hem bij zijn schepping gesteld is.

Dit hebben de filosofen zelf ook heel goed begrepen. Want dit is precies wat Plato3 bedoelde. Plato leerde steeds dat het hoogste wat een mens kan bereiken, is dat hij op God lijkt. Als hij God leert kennen, zei Plato, wordt hij net als God.4 Gryllus, in een boek van Plutarchus5 redeneert dan ook heel verstandig. Hij verzekert dat, als de godsdienst uit hun leven verdwenen is, mensen niets meer zijn dan redeloze dieren. Ze zijn in veel opzichten zelfs veel ongelukkiger. Ze zijn overgeleverd aan vele rampen en slepen zich voort door een moeilijk en onrustig leven.6

Alleen door God te dienen zijn mensen dus superieur aan dieren. Alleen daardoor streven ze onsterfelijkheid na.

1Diagoras (5e eeuw v. Chr.), Griekse dichter.

2Dionysius I (405-367 v. Chr.), tiran van Syracuse.

3Plato (347 v. Chr.), Griekse filosoof.

4Plato, Phaedo, 107; Plato, Theaitetos, 176.

5Plutarchus (ca. 100), Griekse historicus en filosoof.

6Plutarchus, Bruta animalia ratione uti, 7.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in