1.3.2 – God is geen verzinsel

0
1014

Daarom is het grote onzin dat godsdienst bedacht zou zijn door enkele sluwe en listige mensen, als middel om het eenvoudige volk te onderwerpen. Sommigen beweren dat. Maar zij die anderen op het idee gebracht zouden hebben dat er een God is, geloofden zelf ook in God.

Ik geef toe dat slimme mensen op het gebied van de godsdienst van alles verzonnen hebben om het gewone volk eerbied bij te brengen en vrees in te boezemen, zodat ze extra volgzaam zouden zijn. Maar dat zou hen nooit gelukt zijn als de mensen er niet van tevoren al van doordrongen waren dat God bestaat. Die overtuiging is als een zaad dat de neiging tot godsdienst voortbrengt.

Ik kan echt niet geloven dat zij die onder het mom van godsdienstigheid op listige wijze onwetenden verleiden, zelf geen kennis van God gehad zouden hebben. Vroeger zijn er wel enkelen geweest en ook tegenwoordig duiken er velen op die zeggen dat God niet bestaat. Maar toch voelen zij herhaaldelijk – tegen hun zin – wat ze niet willen weten.

Nergens lees je van iemand die zo brutaal en bandeloos is geweest in zijn verachting van het goddelijke als Gaius Caligula.1 Toch werd niemand zo doodsbang als hij, als hij een teken zag van Gods woede. Tegen zijn wil sidderde hij voor God, ook al wilde hij Hem verachten.

Dit kun je ook overal zien gebeuren met mensen zoals hij. Hoe brutaler iemand God veracht, hoe heviger hij schrikt bij het geritsel van een vallend blad. Leviticus 26:36 Waar komt dat anders vandaan, dan uit de wraak van Gods majesteit? Hoe meer ze hun best doen Hem te ontvluchten, hoe meer Hij hun geweten ontstelt. Ze zoeken naar een schuilplek om zich te verstoppen voor Gods aanwezigheid en ze proberen Hem weer uit hun geest te wissen. Maar of ze willen of niet, ze blijven altijd in de strik vastzitten. En ook al lijkt Hij soms voor een ogenblik te verdwijnen, al snel keert Hij weer terug en dringt zich met nieuwe kracht aan hen op. Als ze zich al kunnen ontspannen van de angst van hun geweten, dan verschilt die ontspanning niet veel van de slaap van dronken of krankzinnige mensen. Zelfs in hun slaap kennen ze nog geen echte rust, omdat ze voortdurend door verschrikkelijke dromen gekweld worden.

Daarom zijn ook de goddelozen zelf er een voorbeeld van dat in het hart van alle mensen altijd een bepaalde kennis van God leeft.

1Suetonius, De vita caesarum IV, 51.

Gaius Caligula (12-41), keizer van Rome.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in