Onder de kennis van God versta ik niet alleen de kennis waardoor wij begrijpen dat er een God is. Ik versta er ook de kennis onder waardoor wij begrijpen wat wij over Hem moeten weten, waarmee wij Hem kunnen eren, kortom, waardoor wij begrijpen wat goed is. Eigenlijk kunnen we immers niet zeggen dat God gekend kan worden zonder godsdienst of vroomheid.
Maar ik heb het hier nog niet over het soort kennis waardoor verloren en vervloekte mensen God aannemen als verlosser in de middelaar Christus. Hier spreek ik slechts over de eerste primitieve kennis, die we van nature gekregen zouden hebben als Adam niet gevallen was.
Want in de tegenwoordige gevallen toestand van het menselijk geslacht zal niemand meer vanzelf inzien dat God zijn Vader is, zijn behoud bewerkt, of hem op een of andere manier genadig is. Dat gebeurt pas als Christus komt als middelaar om Hem met ons te verzoenen. Maar inzien dat God, onze schepper, ons door zijn macht sterkt, door zijn voorzienigheid bestuurt, door zijn goedheid onderhoudt en ons allerlei zegeningen geeft – dat is toch iets heel anders dan de genade van de verzoening omhelzen die ons in Christus wordt gepresenteerd.
Zowel in de schepping van de wereld als in de algemene leer van de Schrift laat de Heer zich dus eerst alleen zien als schepper en pas daarna, in de verschijning van Christus, als verlosser. Er zijn dus twee soorten kennis van God. De kennis van God als schepper moet nu behandeld worden en de kennis van God in Christus komt daarna aan de beurt.
Wij kunnen ons niet met God bezighouden zonder Hem in enig opzicht te vereren. Toch is het niet genoeg om simpelweg te weten dat Hij de enige is die door iedereen vereerd en aanbeden hoort te worden. We moeten er ook van overtuigd zijn dat Hij de bron is van al het goede. Dan gaan we het niet ergens anders zoeken, maar alleen bij Hem.
Ik bedoel dit: zoals God eenmaal deze wereld geschapen heeft, zo onderhoudt Hij die nu ook door zijn onmetelijke macht. Hij bestuurt die door zijn wijsheid en Hij houdt die in stand door zijn goedheid. Vooral regeert Hij ook het menselijk geslacht met zijn rechtvaardigheid en oordeel. Hij heeft in zijn barmhartigheid geduld met hen en Hij beschermt hen met zijn hulp.
Maar ik bedoel ook dat er nergens een spatje wijsheid of licht, rechtvaardigheid of macht, oprechtheid of zuivere waarheid gevonden zal worden, die niet van Hem neerdaalt en waarvan Hij niet de oorsprong is. De bedoeling daarvan is ongetwijfeld dat wij moeten leren dit alles van Hem te verwachten en het dankbaar als zijn gaven moeten erkennen.
Want door dit besef van Gods kracht leren we vroomheid. En uit vroomheid wordt godsdienst geboren. Vroomheid noem ik eerbied voor God die samen met liefde voor Hem tot stand gebracht wordt door kennis van zijn zegeningen. De mensen hebben alles aan God te danken. Hij bewerkt voor hen al het goede en buiten Hem is er niets te vinden. Zolang de mensen dat niet inzien, zullen ze zich niet vrijwillig gehoorzaam aan Hem onderwerpen. Ja, als ze hun geluk niet volledig bouwen op Hem, zullen ze zich nooit echt helemaal van harte aan Hem overgeven.