1.17.11 – Dankzij Gods voorzienigheid hoeven we nooit bang te zijn

0
319

Maar als het licht van Gods voorzienigheid een vroom mens eenmaal beschenen heeft, dan wordt hij ontlast en bevrijd. Niet alleen maar van de extreme angst waar hij tot dan toe onder gebukt ging, maar van elke zorg. Het is terecht dat hij beeft voor het toeval, maar aan God durft hij zich onbekommerd toe te vertrouwen. Het is voor hem een troost, zeg ik, dat de hemelse Vader alles in zijn macht heeft, alles door zijn wil regeert en alles door zijn wijsheid leidt, zodat er niets gebeurt zonder dat Hij het bepaald heeft. En dat God hem onder zijn trouwe hoede heeft genomen en hem aan de zorg van de engelen heeft toevertrouwd. Water, vuur of ijzer kunnen hem niet méér schade berokkenen dan waar God als bestuurder ruimte voor geeft.

1.17.11 – Dankzij Gods voorzienigheid hoeven we nooit bang te zijn

In Psalm 91 wordt immers gezongen: ‘Want Hij zal je redden uit het net van de vogelvanger en van de dodelijke pest. Hij zal je beschermen met zijn vleugels en onder zijn veren zul je je veilig voelen. Zijn waarheid is als een schild. Je hoeft niet bang te zijn voor de verschrikking van de nacht, of voor de pijl die overdag op je afkomt. Ook hoef je niet bang te zijn voor de pest die rondwaart in het donker of voor het onheil dat ’s middags toeslaat …’ Psalm 91:3-6

Op basis van dat vertrouwen kunnen heiligen roemen: ‘De HEER is mijn helper, Psalm 118:6 ik hoef niet bang te zijn voor wat schepselen mij aandoen. Psalm 56:5 De HEER is mijn beschermer, waarom zou ik bang zijn? Al zou een leger mij belegeren, Psalm 27:1-3 al zou ik wandelen tussen de schaduwen van de dood, Psalm 23:4 ik zou altijd goede hoop hebben.’ Psalm 71:14 Hoe komen zij daaraan, vraag ik je, dat ze hun gevoel van veiligheid nooit kwijtraken? Hoe komt dat anders dan doordat ze weten dat – ook al draait de wereld ogenschijnlijk maar een beetje rond – de Heer overal aan het werk is en dat ze erop vertrouwen dat wat Hij doet goed voor hen zal zijn?

Bovendien, als de duivel of slechte mensen een aanval doen op hun welzijn, zouden ze direct bezwijken als ze niet gesterkt werden omdat ze zich de voorzienigheid herinneren en daaraan denken. Maar ze houden in gedachten dat de duivel en heel de bende goddelozen in alle opzichten in toom gehouden worden door Gods hand. Ze kunnen geen enkele misdaad tegen ons beramen zonder dat God het toestaat. En als ze wel een misdaad tegen ons beramen, kunnen ze die niet tegen ons begaan zonder dat God het toelaat. En als ze wel een misdaad tegen ons begaan, kunnen ze nog geen vinger tegen ons opheffen om hun doel te bereiken zonder dat God het laat gebeuren, ja het zelfs beveelt. Hij houdt hen niet alleen geboeid en gevangen, maar Hij dwingt hen ook met zijn teugel tot gehoorzaamheid. Daarom hebben heiligen meer dan genoeg reden om zich te troosten. Want het is aan de Heer om de woede van de duivel en de goddelozen te wapenen en te sturen waarheen Hij wil. En zo is het ook aan Hem om die te beperken en te begrenzen, om te voorkomen dat ze hun begeerten al te losbandig zouden botvieren.

En op basis van die overtuiging zegt Paulus de ene keer dat Satan zijn reis verhinderd heeft 1 Thessalonicenzen 2:18 en zegt hij een andere keer dat zijn reis afhing van Gods toestemming. 1 Korinthiërs 16:7 Als hij alleen gezegd had dat Satan zijn reis verhinderd had, dan zou het net geleken hebben alsof hij Satan te veel macht schonk, alsof Satan in staat zou zijn Gods plannen te dwarsbomen. Maar nu geeft hij God het laatste woord, omdat alle reizen afhankelijk zijn van Hem. Daarmee laat hij tegelijk ook zien dat Satan niets kan bereiken als God het niet wil, wat hij ook in zijn schild voert.

Om dezelfde reden zoekt David, bij alle veranderingen die het leven van de mensen voortdurend omkeren en als het ware op z’n kop zetten, een schuilplaats in het besef dat de tijden in Gods hand zijn. Psalm 31:16 Hij had kunnen zeggen: ‘mijn levensloop,’ of: ‘de tijd,’ in het enkelvoud. Maar met het woord ‘tijden’ wil hij aangeven dat de omstandigheden van de mensen nog zo onzeker kunnen zijn, maar dat alle veranderingen die er af en toe plaatsvinden door God bestuurd worden.

Daarom noemt de profeet Jesaja Resin en de koning van Israël rokende stukken brandhout. Jesaja 7:1-4 Ze hadden hun krachten gebundeld om Juda te vernietigen. Daarom leken ze op fakkels die waren aangestoken om te vernielen en te verteren. Maar ze konden alleen maar een beetje rook afgeven.

Zo wordt de farao vergeleken met een zeemonster en zijn troepen met vissen. Iedereen was bang voor hem, omdat hij zo machtig was met zijn sterke en grote leger. Maar God kondigt aan dat Hij de veldheer en zijn leger aan zijn haak zal slaan en met hem zal doen wat Hij wil. Ezechiël 29:3-5

Kortom – om hier niet langer bij te blijven stilstaan – als je erop let, zul je gemakkelijk inzien dat het niet kennen van de voorzienigheid het toppunt van ellende is. Maar als je de voorzienigheid wel kent, is dat het toppunt van geluk.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in