Maar we weten dat de aarde vooral geschapen is omwille van het menselijk geslacht. Daarom moeten we ook dat doel in het oog houden als het gaat om het bestuur van de wereld. De profeet Jeremia roept uit: ‘Ik weet, HEER, dat het niet aan de mens is om zijn weg te bepalen en dat het niet aan een man is om zijn route uit te stippelen.’ Jeremia 10:23 En Salomo zegt: ‘De voetstappen van een man zijn van de HEER. Hoe zou een mens begrijpen welke weg hij moet gaan?’ Spreuken 20:24
Nu mogen mensen zeggen dat God de mens laat bewegen volgens zijn natuurlijke neiging, maar dat de mens zelf zijn bewegingen stuurt in de richting die hem het beste lijkt. Maar als dat waar was, zou de mens dus zelf het laatste woord hebben over zijn gangen. Misschien ontkennen ze dat, omdat de mens niets kan zonder dat God hem de mogelijkheid geeft. Maar dat lost niets op. Want het staat vast dat de profeet en Salomo niet alleen het geven van de mogelijkheid aan God toekennen. Ook het maken van een keuze en het nemen van een besluit kennen ze aan God toe.
Het is daarom heel onbezonnen als mensen hun eigen plannen maken zonder rekening te houden met God. Alsof ze niet door zijn hand geleid werden. Salomo steekt daar ergens anders op een mooie manier de draak mee. Hij zegt: ‘De mens bepaalt van alles in zijn hart, maar de HEER bestuurt zijn tong.’ Spreuken 16:1 Het is inderdaad belachelijk en dwaas dat ellendige mensen zonder God besluiten om iets te doen. Ze kunnen nog niet eens iets zeggen als Hij dat niet wil!
De Schrift wil nog duidelijker uitdrukken dat er echt helemaal niets in de wereld gebeurt dat God niet bepaald heeft. Daarom laat de Schrift zien dat ook de ogenschijnlijk meest toevallige gebeurtenissen aan Hem onderworpen zijn. Want wat zou je nog eerder aan toeval toeschrijven dan een tak die afbreekt van een boom en een voorbijganger doodt? Maar de Heer noemt dat iets heel anders dan toeval. Hij bekent dat Hij zelf die voorbijganger heeft overgeleverd in handen van een moordenaar. Exodus 21:13
En als er geloot wordt, wie geeft dan de uitkomst niet in handen van een blind toeval? Maar de Heer staat dat niet toe. Hij eist voor zichzelf het laatste woord op over het lot. Spreuken 16:33 Hij leert niet dat zijn macht het mogelijk maakt om dobbelstenen in de schoot te werpen en om ze weer op te rapen. Zelfs van het enige dat je aan toeval zou kunnen toeschrijven, verklaart Hij dat het van Hem is.
Ook deze woorden van Salomo slaan op hetzelfde: ‘De arme en de uitzuiger komen elkaar tegen. God geeft hen beiden het licht in de ogen.’ Spreuken 29:13; 22:2 Armen en rijken leven in de wereld door elkaar. Ieder heeft zijn positie van God gekregen. Toch leert Salomo dat God allen verlicht en dus zelf zeker niet blind is. Hij vermaant armen daarom om geduldig te zijn. Want wie niet tevreden is met zijn lot, probeert de last van zich af te schudden die God hem opgelegd heeft.
Een andere profeet bestraft daarom goddeloze mensen die het aan menselijke ijver of aan toeval toeschrijven dat de een in ellende neerligt en een ander opklimt tot een eervolle positie: ‘Niet uit het oosten, niet uit het westen en niet uit de woestijn komen de hoge posities. Want God is rechter. Hij vernedert en Hij verheft.’ Psalm 75:7 God kan zijn taak als rechter niet neerleggen. Daarom concludeert de profeet dat het door een verborgen plan van God komt dat sommigen zich onderscheiden, terwijl anderen nooit ergens in uitblinken.