1.16.5 – Zonder specifieke voorzienigheid is er geen ruimte voor Gods zegen en straf

0
449

Stel dat we toegeven dat Gods macht de oorsprong is van elke beweging, maar dat verder alles vanzelf of toevallig gaat, gedreven in de richting die de natuur geneigd is te gaan. De afwisseling van dag en nacht, van winter en zomer zijn dan alleen maar Gods werk voor zover Hij ze elk hun rol toebedeeld heeft in een vaste wet die Hij heeft voorgeschreven. Dan zou dus alleen de regelmaat zijn werk zijn, dat dagen en nachten, maanden en jaren elkaar altijd in hetzelfde tempo opvolgen. Maar dan is het niet Gods werk dat de ene keer de hele oogst verschroeit door een verzengende hitte en droogte, dat een andere keer het pas gezaaide gewas vernield wordt door onverwachte regenval of dat er plotseling een ramp gebeurt als gevolg van hagel en noodweer. Of misschien is het wel Gods werk, maar dan omdat bewolking, mooi weer, kou of warmte veroorzaakt worden door een bepaalde stand van de sterren of door andere natuurlijke oorzaken. Maar op die manier laten we geen ruimte meer voor Gods vaderlijke liefde of voor zijn straffen.

Als je zegt dat God het menselijk geslacht al genoeg zegent doordat Hij de hemel en de aarde gewoon de mogelijkheid geeft om voedsel te verschaffen, dan is dat wel een heel zwak en godslasterlijk verzinsel. Alsof een vruchtbaar jaar geen bijzondere zegen van God is en alsof schaarste en honger geen vloek en straf zijn!

Maar het zou nu te lang duren om alle rationele argumenten op een rij te zetten. Laat Gods gezag genoeg zijn. In de wet en de profeten verklaart Hij meer dan eens dat Hij zijn genade toont als Hij de aarde met dauw en regen bevochtigt. Leviticus 26:3-5; Deuteronomium 11:13-15; 28:12 Ook verklaart Hij dat het een betrouwbaar teken is van zijn straf als de hemel op zijn bevel hard wordt als ijzer, Leviticus 26:19 als het zaaigoed door hitte verschroeit of door andere rampen vergaat en als de akkers getroffen worden door hagel en noodweer. Deuteronomium 28:22; Haggaï 2:18 (2:17) Als we dit geloven, weten we zeker dat er nog geen regendruppel valt zonder dat God het bevolen heeft.

David prijst inderdaad Gods algemene voorzienigheid. Hij zegt dat God voedsel geeft aan de jonge raven als ze roepen. Psalm 147:9 Maar als God zelf de dieren met honger dreigt, laat Hij dan niet duidelijk genoeg merken dat Hij alle levende wezens voedt zoals Hij dat het beste vindt? Dus de ene keer met een karige hoeveelheid en de andere keer met een overvloedige hoeveelheid. Ik heb net ook al gezegd dat het kinderachtig is om dit te beperken tot bijzondere handelingen. Want Christus maakt geen uitzondering. Hij zegt dat er van de musjes – die weinig waarde hebben – niet een op aarde valt zonder dat de Vader dat wil. Mattheüs 10:29 Als het vliegen van de vogels door Gods besluiten bestuurd wordt, moeten we vast en zeker samen met de profeet erkennen dat God zo hoog woont dat Hij zich vernedert om te kijken wat er in de hemel en op de aarde gebeurt. Psalm 113:5-6

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in