Nu blijft alleen het tweede deel nog over. Dat deel raakt het geloof nog meer. Want we merken dat God alles bestemd heeft om ons goed te doen, voor ons welzijn. En in onszelf en in de grote en goede dingen die Hij voor ons bestemd heeft, voelen we zijn macht en genade. Daarom zetten we onszelf ertoe aan om op Hem te vertrouwen, Hem aan te roepen, Hem te loven en Hem lief te hebben.
De Heer heeft zelf, door de volgorde van zijn scheppingswerk, duidelijk gemaakt dat Hij alles geschapen heeft met het oog op de mens. Ik heb dat kort hiervóór laten zien. Want het is niet zonder betekenis dat Hij het maken van de wereld over zes dagen heeft uitgespreid. Alle onderdelen van het werk in één ogenblik voltooien zou voor Hem echt niet moeilijker geweest zijn dan het werk stap voor stap uitvoeren. Maar Hij wilde zijn voorzienigheid en vaderlijke zorg laten zien. Daarom heeft Hij, voordat Hij de mens maakte, van tevoren alles voorbereid waarvan Hij voorzag dat het voor de mens nuttig en goed zou zijn.
Wat zou het dan ondankbaar zijn om eraan te twijfelen of deze o zo goede Vader wel voor ons zorgt! We zien toch dat Hij zich al om ons bekommerde voordat wij geboren waren? Wat zou het goddeloos zijn om ons bezorgd af te vragen of zijn welwillendheid ons niet een keer in de steek zal laten, net als we Hem nodig hebben! We zien toch dat Hij ons, toen we nog niet geboren waren, zijn welwillendheid al heeft betoond in een enorme overvloed aan goede dingen?
Bovendien horen we van Mozes dat, als gevolg van Gods vrijgevigheid, alles wat er maar in heel de wereld te vinden is, aan ons is onderworpen. Genesis 1:28-29; 9:2-3 Dat heeft Hij vast niet gedaan om een spelletje met ons te spelen door ons alleen een lege huls te geven. Dus zal het ons aan niets ontbreken dat voor ons welzijn van belang is.
Ten slotte – om nu maar eens een punt te zetten – telkens als we God de schepper noemen van hemel en aarde, moeten we tegelijk bedenken dat Hij alles in zijn hand en in zijn macht heeft. Hij deelt uit wat Hij geschapen heeft. Wij zijn zijn kinderen en Hij heeft ons onder zijn hoede genomen, om ons trouw te eten te geven en op te voeden. Daarom moeten we alle goede dingen volledig van Hem alleen verwachten. We moeten er vast op vertrouwen dat Hij nooit zal toelaten dat we iets tekortkomen van wat we voor ons welzijn nodig hebben. En we moeten onze hoop nooit op iets anders vestigen. Wat we ook willen hebben, we moeten onze wensen aan Hem richten. Waar we ook van genieten, we moeten erkennen dat we het van Hem gekregen hebben en Hem daarvoor bedanken. We worden door de aantrekkingskracht van zijn goedheid en vrijgevigheid tot Hem gelokt. Daarom moeten we ons best doen om Hem met heel ons hart lief te hebben en te dienen.