God buigt de onreine geesten dus hierheen en daarheen, net wat Hij wil. Daarbij regelt Hij het zo dat ze de gelovigen trainen in de strijd. Ze overvallen hen vanuit een hinderlaag. Ze verstoren hun rust met hun aanvallen. Ze brengen hen in het nauw door strijd. Vaak weten ze hen af te matten, in verwarring te brengen of bang te maken. En soms lukt het hun om de gelovigen te verwonden. Maar nooit kunnen ze hen overwinnen of onder de voet lopen. De goddelozen echter onderwerpen ze. Hen sleuren ze mee. Ze heersen over hun ziel en lichaam en misbruiken hen als slaven voor allerlei schanddaden.
Maar wat betreft de gelovigen: omdat zulke vijanden hen verontrusten, wordt hen met de volgende woorden moed ingesproken: ‘Geef de duivel geen kans.’ Efeziërs 4:27 ‘Jullie tegenstander, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw. Hij zoekt wie hij zou kunnen verslinden. Biedt hem weerstand, vast in het geloof.’ 1 Petrus 5:8-9 Enzovoort. Paulus geeft toe dat dit soort strijd hem ook niet bespaard is gebleven. Hij schrijft dat hij een engel van Satan gekregen heeft, als een middel om zijn hoogmoed te bedwingen. Die engel moest hem vernederen. 2 Korinthiërs 12:7
Dat ze op deze manier getraind worden, is dus iets dat al Gods kinderen gemeen hebben. Maar ook de belofte dat de kop van Satan vermorzeld zal worden, Genesis 3:15 slaat op Christus en al zijn ledematen gemeenschappelijk. Daarom stel ik dat gelovigen nooit door Satan overwonnen of onder de voet gelopen kunnen worden. Ze worden wel vaak door hem bang gemaakt. Maar ze raken nooit zo ontmoedigd of ze komen er wel weer bovenop. Ze vallen neer onder zware slagen, maar komen daarna toch weer overeind. Ze raken gewond, maar niet dodelijk. Kortom, hun leven lang ploeteren ze voort, maar uiteindelijk behalen ze de overwinning.
Maar ik bedoel niet dat gelovigen bij elk afzonderlijk gevecht de overwinning behalen. Want we weten dat David een tijdje aan Satan werd overgelaten, als een rechtvaardige straf van God. Op aanstichting van Satan moest David het volk gaan tellen. 2 Samuël 24:1 En niet voor niets laat Paulus hoop op vergeving, zelfs als je gevangen gezeten hebt in de strikken van de duivel. 2 Timotheüs 2:25-26
Daarom maakt dezelfde Paulus ergens anders duidelijk dat de hierboven geciteerde belofte in dit leven begint. Nu moeten we strijden. Maar de belofte wordt pas na dit leven vervuld. Hij zegt namelijk: ‘En de God van de vrede zal Satan binnenkort onder jullie voeten verpletteren.’ Romeinen 16:20 In ons hoofd, Christus, is deze overwinning altijd al volledig geweest. Want over Hem had de vorst van deze wereld geen macht. Johannes 14:30 Maar in ons – zijn ledematen – is die overwinning nog maar gedeeltelijk te zien. Echter, ook in ons zal die overwinning volmaakt worden. Zolang we nog in ons vlees zijn, zijn we nog onderworpen aan zwakheid. Maar als we ons vlees hebben uitgetrokken, zullen we vol zijn met de kracht van de Heilige Geest.
Op die manier wordt Satan met zijn macht vernietigd waar het koninkrijk van Christus wordt opgericht. De Heer zegt dit zelf: ‘Ik zag Satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen.’ Lucas 10:18 Want met dit antwoord bevestigt Hij wat de apostelen hebben gezegd over de kracht van hun prediking. Zo zegt Hij ook: ‘Als een vorst zijn hof beschermt, is alles wat hij heeft veilig. Maar als hij overvallen wordt door iemand die sterker is dan hij, dan wordt hij verdreven …’ Lucas 11:21-22
En met dit doel is Christus gestorven. Daarmee heeft Hij Satan overwonnen, want Satan had de macht over de dood. Hebreeën 2:14 Maar Christus heeft over al zijn troepen gezegevierd. Nu kunnen ze de kerk geen schade meer toebrengen. Als dat nog wel kon, zou Satan de kerk elk ogenblik honderdmaal kapot maken. Wij zijn zo zwak en zijn woede is zo sterk. Hoe zouden wij ook maar even tegen zijn vele onophoudelijke aanvallen kunnen standhouden, als we niet vertrouwen op de overwinning van onze aanvoerder?
God staat Satan dus niet toe om te regeren over de zielen van de gelovigen. Hij laat aan Satan alleen het bestuur over goddelozen en ongelovigen over. Hij keurt hen het niet waard om tot zijn kudde gerekend te worden. Want er wordt ook over Satan gezegd dat hij deze wereld in bezit heeft, zonder dat daar iets tegen gedaan wordt, totdat hij door Christus verdreven wordt. Johannes 12:31 En dat hij iedereen verblindt die het evangelie niet gelooft. 2 Korinthiërs 4:4 En ook dat hij in de ongehoorzame kinderen zijn werk kan uitvoeren. Efeziërs 2:2 Dat is terecht, want de goddelozen zijn allemaal het voorwerp van Gods woede. Romeinen 9:22 Aan wie zouden ze dan beter onderworpen kunnen worden dan aan hem die Gods wraak bedient? Ten slotte wordt er over hen gezegd dat de duivel hun vader is. Johannes 8:44 Want gelovigen herken je als kinderen van God omdat ze zijn beeld dragen. Zo vertonen goddelozen het beeld van Satan – zo ontaard zijn ze – en daarom worden ze als zijn kinderen beschouwd. 1 Johannes 3:8