Nu moet ik alleen nog ingaan tegen het bijgeloof dat meestal om de hoek komt kijken als we zeggen dat engelen dienaren zijn die ons alle goede dingen verschaffen. Want mensen denken met hun verstand dan meteen dat aan engelen dus ook de hoogste eer bewezen hoort te worden. Zodoende wordt aan engelen gegeven waar alleen God en Christus recht op hebben. We zien daarom dat in sommige voorbije eeuwen de eer van Christus op allerlei manieren verduisterd werd, terwijl engelen buiten Gods Woord om met buitensporig veel eerbewijzen werden overladen.

En van de dwalingen die wij vandaag de dag bestrijden, is er haast niet een ouder dan deze. Immers, blijkbaar had ook Paulus zwaar te kampen met sommigen die engelen zo hoog verhieven dat ze Christus in rang bijna onder de engelen stelden. Daarom dringt hij er in de brief aan de Kolossenzen niet alleen ernstig op aan dat Christus boven de engelen gesteld moet worden. Hij verzekert ook met klem dat Christus voor hen alle goede dingen bewerkt. Kolossenzen 1:16-20 Paulus wil niet dat we Christus aan de kant schuiven en ons tot engelen wenden. Want ook engelen hebben niet genoeg aan zichzelf. Ze putten uit dezelfde bron als wij.
Natuurlijk wordt in engelen de glans van Gods majesteit weerspiegeld. Daarom ligt het heel erg voor de hand dat we ontzet voor hen neervallen om hen te aanbidden en dat we hun ook alle andere dingen toekennen waar alleen God recht op heeft. Zelfs Johannes erkent in het boek Openbaring dat hem dit overkomen is. Maar hij voegt er tegelijk ook aan toe dat hij als antwoord te horen kreeg: ‘Pas op, doe dat niet! Ik ben net als jij een dienaar. Aanbid God.’ Openbaring 19:10; 22:8-9