Maar voor ik verder ga, zal ik eerst moeten bewijzen dat de Zoon en de Heilige Geest God zijn. Daarna zullen we dan bekijken hoe ze van elkaar verschillen.
In de Schrift wordt ons het Woord van God aangeboden. Het zou absoluut absurd zijn om je dat Woord alleen maar voor te stellen als een vluchtige of tijdelijke stem die door God is uitgezonden in de lucht. Zo sprak God tot de aartsvaders en zo kregen de profeten hun profetieën. Maar met het Woord wordt vooral Gods eeuwige wijsheid aangeduid. Alles wat God tot de aartsvaders gezegd heeft en alle profetieën zijn uit die wijsheid voortgekomen. Want de oude profeten hebben, zo getuigt Petrus, evengoed gesproken door de Geest van Christus als de apostelen en allen die daarna de hemelse leer bediend hebben. 1 Petrus 1:10-11 Alleen was Christus nog niet geopenbaard. Daarom moeten we begrijpen dat het Woord al voor het begin van de tijd uit de Vader is voortgekomen.
De profeten waren instrumenten van de Geest. Als de Geest dus de Geest van het Woord was, dan kunnen we daaruit ongetwijfeld opmaken dat het Woord echt God was. Dat leert Mozes ook duidelijk genoeg als hij vertelt over de schepping van de wereld. Hij stelt dan het Woord als intermediair. Want hij vertelt uitdrukkelijk dat God bij het scheppen van alles wat Hij maakte steeds weer zei: dit of dat moet er zijn. Genesis 1 Waarom zou Mozes dat anders vertellen dan om Gods niet te bevatten glorie te laten uitkomen in zijn beeld?
Wijsneuzen en praatjesmakers zouden dit natuurlijk gemakkelijk kunnen pareren door te zeggen dat daar gewoon een bevel gegeven wordt. Maar de apostelen leggen het beter uit. Zij zeggen dat door middel van de Zoon de wereld geschapen is en dat de Zoon alle dingen draagt door de kracht van zijn woord. Hebreeën 1:2-3 We zien hier dus dat het woord wordt opgevat als een bevel of opdracht van de Zoon, die zelf het eeuwige en eigenlijke Woord van de Vader is.
Bescheiden mensen met gezond verstand begrijpen ook heel goed wat Salomo zegt over wijsheid. Salomo vertelt dat de wijsheid voor het begin van de tijd door God is voortgebracht en de leiding heeft gehad over het scheppen van de dingen en over alles wat God gemaakt heeft. Spreuken 8:22-31 Want het is dwaas en onzinnig om je voor te stellen dat Gods wil tijdelijk zou zijn. God heeft toen zijn onveranderlijke en eeuwige plan willen openbaren. En ook nog iets dat minder duidelijk is. Daarop slaat ook dit woord van Christus: ‘Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook.’ Johannes 5:16 Hij verklaart daarmee dat Hij vanaf het eerste begin van de wereld ononderbroken samen met de Vader aan het werk geweest is. Daarmee zegt Hij uitdrukkelijk waar Mozes alleen op gezinspeeld had. Onze conclusie is dus dat toen God sprak, het Woord daarbij een eigen taak had. Beiden deden het werk samen.
Dit wordt verreweg het duidelijkst gezegd door Johannes. Johannes stelt dat het Woord vanaf het begin God was en bij God was en dat het samen met God de oorsprong is van alle dingen. Johannes 1:1-3 Hij kent aan het Woord een onveranderlijk en permanent wezen toe. Hij schrijft Hem iets toe dat alleen van Hem is en laat duidelijk zien dat God de wereld geschapen heeft door te spreken.
Alles wat door God geopenbaard is, wordt terecht aangeduid met de naam ‘Woord van God’. Maar het eigenlijke Woord moet op de hoogste rang gezet worden. Het is de bron waaruit alles wat God gezegd heeft, is voortgekomen. Het is niet onderhevig aan verandering. Voor eeuwig blijft het één en hetzelfde. Voor eeuwig blijft het bij God. Voor eeuwig blijft het God zelf.