1.13.4 – De woorden ‘drie-eenheid’, ‘personen’ en ‘een van wezen’ zijn nodig tegen dwaalleer

0
465

Zulke nieuwe woorden – als we die zo mogen noemen – komen vooral van pas als we de waarheid moeten verdedigen tegen lasteraars die uitvluchten zoeken om de waarheid te ontwijken. Tegenwoordig ervaren we dat meer dan genoeg. We hebben het er maar druk mee om de vijanden van de zuivere en gezonde leer te overwinnen. Het zijn kronkelende, glibberige slangen die zomaar ontsnappen als je ze niet hardhandig tegen de grond drukt en daarna stevig vastpakt.

Op die manier waren de kerkvaders gedwongen om hun mening zo duidelijk mogelijk uit te leggen. Ze moesten strijden tegen verschillende valse dogma’s en wilden de goddelozen geen gelegenheid geven om met slinkse uitvluchten te komen. Want die goddelozen verschuilden zich met hun dwalingen achter de woorden waar ze hun dwalingen mee inkleedden.

Arius1 erkende dat Christus God was en dat Hij Gods Zoon was. Hij kon niet ingaan tegen wat zo duidelijk geopenbaard was. Daarom deed hij alsof er niets aan de hand was en hij het tot op zekere hoogte eens was met de anderen. Maar ondertussen verkondigde hij steeds dat Christus geschapen is en net als de andere schepselen een begin heeft gehad. Om deze listige gladjanus uit zijn schuilhoek te verdrijven, zijn de kerkvaders een stap verder gegaan en zeiden ze dat Christus de eeuwige Zoon van de Vader is en dat Hij één van wezen is met de Vader.

Dat maakte de goddelozen woedend. De arianen haatten dat woord homo-ousios – ‘één van wezen’ – en gingen er vreselijk tegen te keer. Hadden ze van begin af aan oprecht en van harte beleden dat Christus God is, dan zouden ze niet ontkend hebben dat Hij één van wezen is met de Vader. Wie zou het die rechtzinnige mannen kwalijk willen nemen dat ze om één woordje de strijd aan gegaan zijn en de rust in de kerk verstoord hebben? Maar dat woordje maakte wel duidelijk wie christenen waren met een zuiver geloof en wie godslasterlijke arianen waren.

Daarna kwam Sabellius.2 Hij hechtte vrijwel geen enkele waarde aan de namen Vader, Zoon en Heilige Geest. Hij beweerde dat die namen niet bedoeld waren om een onderscheid aan te geven, maar dat het gewoon verschillende eigenschappen van God waren, zoals er zoveel zijn. Kwam het tot een debat, dan gaf hij toe dat hij geloofde dat de Vader God is, dat de Zoon God is en dat de Geest God is. Maar vervolgens kwam hij dan met de uitvlucht dat hij daarmee niets meer had gezegd dan wanneer hij God sterk, rechtvaardig en wijs genoemd had. En dan zong hij een ander liedje: de Vader was de Zoon en de Heilige Geest was de Vader, zonder rangorde en zonder onderscheid.

Omdat de vroomheid hun ter harte ging, wilden de rechtzinnige leraren de onbeschaamdheid van die man breken. Ze verklaarden luid en duidelijk dat we in de ene God echt drie eigenheden moeten erkennen. En omdat ze zich tegen zijn kronkelachtige sluwheid wilden wapenen met een duidelijke en eenvoudige waarheid, verzekerden ze dat er in de ene God, of – dat is hetzelfde – in Gods eenheid echt een drie-eenheid van personen bestaat.

1Arius (ca. 300).

2Sabellius (begin 3e eeuw).

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in