Eén van de bezwaren van mijn tegenstanders is dat Christus onterecht Gods Zoon genoemd wordt als Hij zelf echt God is. Ik heb daarop al als reactie gegeven dat de naam ‘God’ hier niet zonder specificering gebruikt wordt. Hier is sprake van een relatie tussen de ene persoon en de andere. Daarom wordt de naam ‘God’ hier beperkt tot de Vader, voor zover Hij het begin is van het God zijn. En dus niet omdat de Vader Gods wezen geeft, zoals deze fanatici uitkramen. De Vader is alleen het begin volgens de rangschikking.
In die zin moeten we deze woorden van Christus tegen de Vader opvatten: ‘Het eeuwige leven is dat ze U kennen, de enige echte God, en Jezus Christus die U gezonden hebt.’ Johannes 17:3 Want Christus spreekt hier als de middelaar. In die hoedanigheid neemt Hij de plaats in tussen God en mensen. Maar dat doet toch geen afbreuk aan zijn majesteit. Hij heeft zichzelf wel leeg gemaakt. Maar toch heeft Hij de glorie die Hij bij de Vader had, niet verloren. Die glorie is alleen maar verborgen voor de wereld.
In de brief aan de Hebreeën erkent de apostel dat Christus korte tijd lager geplaatst is dan de engelen. Hebreeën 2:9 Toch aarzelt hij niet om tegelijk ook te verzekeren dat Christus de eeuwige God is die de aarde gefundeerd heeft. Hebreeën 1:10
We moeten dus weten dat Christus, telkens als Hij in de hoedanigheid van middelaar de Vader aanspreekt, met de naam ‘God’ dezelfde God bedoelt als de God die Hij zelf is. Dus toen Hij tegen de apostelen zei: ‘Het is goed voor jullie dat ik naar de Vader ga. Want mijn Vader is meer dan ik,’ Johannes 16:7; 14:28 toen gaf Hij daarmee niet aan dat Hij zelf slechts een tweederangs God was. Wat het eeuwige wezen betreft, is Christus niet minder dan de Vader. Hij wilde alleen duidelijk maken dat Hij, nadat Hij de hemelse glorie verkregen had, de gelovigen zou verzamelen om hen in die glorie te laten delen. Hij plaatst de Vader alleen maar boven zich omdat Gods glorie in de hemel op een heel andere manier zichtbaar straalt dan in Christus zelf toen Hij bekleed was met vlees. Op dezelfde manier zegt Paulus ergens anders dat Christus het koninkrijk zal overdragen aan God en de Vader, opdat God alles zal zijn in allen. 1 Korinthiërs 15:24-28
Niets is zo absurd als ontkennen dat Christus’ God zijn eeuwig is. Er komt geen eind aan dat Hij Gods Zoon is. Hij zal altijd dezelfde blijven die Hij vanaf het begin geweest is. Daaruit volgt dat met de naam Vader ook het enige wezen van God bedoeld wordt dat Vader en Zoon beiden hebben. En Christus is naar ons neergedaald om ons op te heffen tot de Vader en, echt waar, tegelijk ook tot zichzelf. Want Hij is één met de Vader.
Als je de naam ‘God’ beperkt tot de Vader, dan ontneem je die naam dus aan de Zoon. Dat mag niet en het klopt ook niet. Want ook om die reden verzekert Johannes dat de Zoon echt God is. Johannes 1:1 Niemand moet denken dat de Zoon een tweederangs God is, onder de Vader. En ik vraag me verwonderd af wat die makers van nieuwe Goden eigenlijk willen. Ze geven toe dat Christus echt God is. Maar meteen daarna sluiten ze Hem uit van het God zijn van de Vader. Alsof iemand echt God kan zijn zonder de enige God te zijn! Alsof een God die zijn God zijn van een ander gekregen heeft, geen nieuw verzinsel is!