1.13.24 – De naam God heeft ook betrekking op de Zoon

0
269

Het is dus onjuist dat mijn tegenstanders aannemen dat, overal waar in de Schrift God genoemd wordt zonder specificering, alleen de Vader bedoeld wordt. Dat kan ik bewijzen met vele passages. En juist de passages die zij aanhalen om zich te verdedigen, juist die passages verraden hoe vreselijk onnadenkend ze zijn. Want daar wordt de naam van de Zoon erbij genoemd. En daaruit blijkt dat daar de naam ‘God’ gebruikt wordt in relatie tot de Zoon en dus daarom beperkt wordt tot de persoon van de Vader. Door één woord wordt hun bezwaar dus ontzenuwd.

Als de Vader niet alleen de echte God zou zijn, zeggen ze namelijk, zou Hij zelf zijn eigen Vader zijn. Maar het is helemaal niet absurd dat de Vader in het bijzonder God genoemd wordt, vanwege zijn positie in de rangschikking. Hij heeft niet alleen zijn wijsheid voortgebracht. Hij is ook de God van de middelaar, zoals ik op de juiste plaats zal uitleggen. Want nadat Christus lichamelijk geopenbaard is, wordt Hij Gods Zoon genoemd. Niet alleen maar als het eeuwige Woord dat voor het begin van de tijd door de Vader is voortgebracht. Ook omdat Hij de persoon en de dienst van de middelaar op zich genomen heeft, om ons met God te verenigen.

Mijn tegenstanders zijn zo brutaal om de Zoon uit te sluiten van Gods eer. Daarom zou ik wel eens willen weten: als Hij zegt dat niemand goed is, behalve God, ontzegt Hij zichzelf dan dat Hij goed is? Mattheüs 19:17 Ik bedoel dan niet zijn menselijke natuur. Ze moeten dus niet aanvoeren dat al het goede dat er in zijn menselijke natuur was het gevolg was van een genadegave. Ik vraag of het eeuwige Woord van God goed is of niet. Als ze zeggen van niet, dan is daarmee voldoende bewezen hoe goddeloos ze zijn. Als ze het toegeven, dan doen ze zichzelf de das om.

Dat het er hier op het eerste gezicht op lijkt dat Christus niet goed genoemd wil worden, versterkt mij in mijn mening. Alleen God mag op deze manier geprezen worden. Maar Christus werd op een algemeen gebruikelijke manier begroet als goed. Dat wijst Hij af als een valse eer. Hij wijst erop dat Hij goed is omdat Hij God is.

Paulus verzekert dat alleen God onvergankelijk, wijs en betrouwbaar is. 1 Timotheüs 1:17; Romeinen 16:27; 3:4 Daarom vraag ik ook of Christus door die woorden soms gerekend wordt onder de stervelingen, dwazen en leugenaars. Zou Hij soms niet onsterfelijk zijn? Hij was vanaf het begin het leven, om de engelen onsterfelijkheid te geven! Zou Hij niet wijs zijn? Hij is de eeuwige wijsheid van God! Zou Hij niet betrouwbaar zijn? Hij is de waarheid zelf!

Ik vraag bovendien of ze soms vinden dat je Christus niet moet aanbidden. Hij eist immers voor zichzelf het recht op dat voor Hem elke knie zich moet buigen. Filippenzen 2:10 En daaruit volgt dat Hij de God is die in de wet verboden heeft iemand anders te aanbidden dan Hem. Bij Jesaja wordt gezegd: ‘Ik ben en buiten Mij is er niemand.’ Jesaja 44:6 Zij willen dat opvatten alsof het daar alleen over de Vader gaat. Maar ik gebruik dit als bewijs tegen hen. Want we zien dat de apostel dit op Christus toepast. Op die manier kent hij alles wat God toebehoort aan Christus toe.

Misplaatst is ook hun bewering dat Christus in het vlees verhoogd is, zoals Hij ook in het vlees vernederd was, en dat Hem wat betreft zijn vlees alle macht gegeven is in hemel en op aarde. Het is waar dat de majesteit van koning en rechter de hele persoon van de middelaar bestrijkt. Toch zou Hij nooit zo hoog verheven hebben kunnen worden als Hij niet God was, die in het vlees geopenbaard was. Anders zou God met zichzelf in tegenspraak zijn. Maar die tegenspraak ruimt Paulus uit de weg. Paulus leert namelijk dat Christus aan God gelijk was, voordat Hij zich leeg maakte door het uiterlijk aan te nemen van een slaaf. Filippenzen 2:6-7 Hoe zou Hij aan God gelijk hebben kunnen zijn, als Hij niet zelf de God was die Jah en Jehova heet, die rijdt op de cherubs, Psalm 18:11; 80:2; 99:2 die koning is over heel de aarde en koning over alle eeuwen? Psalm 47:8

Hoe ze zich ook verzetten, ze kunnen Christus niet ontnemen wat Jesaja ergens anders zegt: ‘Dit, dit is onze God. Hem hebben wij verwacht.’ Jesaja 25:9 Met deze woorden beschrijft Jesaja de komst van God als verlosser. Hij zou niet alleen zijn volk terugbrengen uit de Babylonische ballingschap. Hij zou ook zijn kerk in alle opzichten volledig herstellen.

Ook een andere bewering helpt hen niet verder. Ze zeggen dat Christus God geweest is in zijn Vader. Ik erken dat gezien zijn plaats in de rangschikking het begin van het God zijn in de Vader ligt. Maar toch vind ik het een afschuwelijk verzinsel dat het wezen alleen de Vader toebehoort, alsof Hij de Zoon gemaakt heeft. Want dan zou het wezen meervoudig zijn. Of ze noemen Christus alleen in naam God, of een denkbeeldige God. Als ze toegeven dat de Zoon God is, maar dan pas na de Vader, dan zou in Hem een wezen ontstaan en gevormd zijn dat niet ontstaan en gevormd is in de Vader.

Ik weet dat veel wijsneuzen het belachelijk vinden dat wij het onderscheid tussen de personen afleiden uit de woorden van Mozes, als hij God als volgt citeert: ‘Laten we mensen maken naar ons beeld.’ Genesis 1:26 Maar vrome lezers zien wel dat het onzinnig en dwaas zou zijn als Mozes hier als het ware een gesprek zou aanhalen als in de ene God niet meerdere personen zouden zijn. Het staat immers vast dat degenen die de Vader hier toespreekt geen schepselen zijn. Maar alles is geschapen behalve God. En dan bedoel ik de ene God zelf. Dus als ze niet willen toegeven dat de Vader, de Zoon en de Geest samen de macht om te scheppen en het recht om te gebieden hebben, dan is de conclusie dus dat God dit niet tegen zichzelf gezegd heeft, maar tegen andere bouwmeesters buiten Hem.

Ten slotte is er nog één passage die hun beide bezwaren – dat eigenlijk alleen de Vader echt God is en dat de naam ‘God’ niet op de Zoon slaat – allebei tegelijk gemakkelijk uit de weg ruimt. Want Christus zelf zegt dat God Geest is. Dat kan onmogelijk alleen tot de Vader beperkt worden, alsof het Woord zelf niet geestelijk is. Als de naam Geest evengoed op de Zoon slaat als op de Vader, dan maak ik daaruit op dat de naam ‘God’, zonder specificering, ook de Zoon omvat. Maar hier laat Christus meteen op volgen dat de Vader alleen maar blij is met mensen die Hem dienen door Hem in Geest en waarheid te aanbidden. Johannes 4:23-24 Dat leidt tot de tweede conclusie: omdat Christus de taak van leraar op zich genomen heeft onder zijn Vader als hoofd, schrijft Hij de naam ‘God’ aan de Vader toe. Maar dat doet Hij niet om zijn eigen God zijn teniet te doen. Hij doet dat om ons stap voor stap tot het besef te brengen dat Hij ook God is.

Bestellen?

Reageren

Schrijf hier je reactie.
Vul hier alsjeblieft je naam in