Hoe helder en klaar blijkt dat niet uit de wonderen die Christus gedaan heeft! Ik geef toe dat ook de profeten en de apostelen zulke wonderen gedaan hebben. Maar er is een groot verschil. De profeten en de apostelen deelden uit wat God hen gegeven had. Maar Christus toonde zijn eigen kracht. Soms maakte Hij weliswaar gebruik van een gebed, om zo de eer aan de Vader te geven. Johannes 11:41 Maar meestal krijgen we zijn eigen kracht te zien.

En hoe zou Hij ook niet zelf de bewerker van die wonderen kunnen zijn? Hij vertrouwt immers op eigen gezag het uitdelen van wonderen aan anderen toe. Want de evangelisten vertellen dat Hij de apostelen de macht gegeven heeft om doden op te wekken, melaatsen te genezen, demonen uit te werpen, enzovoort. Mattheüs 10:8; Marcus 3:15; 6:7 Zij echter lieten in de uitvoering van hun bediening duidelijk genoeg blijken dat hun kracht alleen van Christus afkomstig was. ‘In de naam van Jezus Christus,’ zegt Petrus, ‘sta op en loop.’ Handelingen 3:6 Geen wonder dus dat Christus de Joden confronteerde met zijn wonderen, om zo hun ongeloof te overwinnen. Want omdat Hij die wonderen in eigen kracht deed, vormden ze een overweldigend bewijs dat Hij God is. Johannes 5:36; 10:37; 14:11
Bovendien, buiten God is er geen redding, geen rechtvaardigheid, geen leven. Maar Christus heeft al die dingen in zich. Dat bewijst onomstotelijk dat Hij God is. En nu moet niemand mij tegenspreken door te beweren dat God het leven en de redding in Hem heeft uitgegoten. Want er wordt nergens gezegd dat Hij de redding gekregen heeft. Wel wordt er gezegd dat Hij zelf de redding is. En als niemand goed is, behalve God, Mattheüs 19:17 hoe zou dan iemand die alleen maar mens is niet alleen goed en rechtvaardig, maar zelfs de goedheid en rechtvaardigheid zelf kunnen zijn? En getuigt de evangelist Johannes niet dat vanaf het eerste begin van de schepping in Hem het leven was? En dat dat leven, dat toen al bestond, het licht was voor de mensen? Johannes 1:4
En daarom durven wij, op basis van zulke bewijzen, ons geloof en onze hoop bouwen op Hem. Terwijl we weten dat het een goddeloze godslastering is als je je vertrouwen stelt op schepselen. Laten we daarom niet zomaar op Hem bouwen, maar alleen omdat Hij zelf gezegd heeft dat we dat moeten doen. ‘Jullie geloven in God,’ zegt Christus, ‘geloof ook in Mij.’ Johannes 14:1 En zo legt Paulus twee passages bij Jesaja uit: ‘Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd uitkomen.’ Romeinen 10:11; Jesaja 28:16 En: ‘Uit de wortel van Isaï zal iemand opstaan om over de volken te regeren. Op Hem zullen de heidenen hopen.’ Romeinen 15:12; Jesaja 11:10 En waarom zouden we nog meer bewijzen uit de Schrift zoeken? We komen immers zo vaak deze uitspraak tegen: ‘Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven.’ Johannes 6:47
Trouwens, zelfs het aanroepen van God, dat het gevolg is van geloof, moet op Hem gericht zijn. En als er iets is waar alleen Gods majesteit recht op heeft, dan is het dit wel. Want de profeet Joël zegt: ‘Ieder die de naam van Jehova aanroept, zal gered worden.’ Joël 2:32 (3:5); Handelingen 2:21 En een ander zegt: ‘De naam van Jehova is een sterke toren. Als de rechtvaardige daarheen vlucht, zal hij gered worden.’ Spreuken 18:10 Maar je wordt ook gered als je de naam van Christus aanroept. Dat betekent dus dat Hij Jehova is. Van zo’n aanroeping hebben we ook een voorbeeld in Stefanus. Hij zegt: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’ Handelingen 7:59 En een ander voorbeeld hebben we in heel de kerk. Want Ananias getuigt in hetzelfde boek: ‘Heer, U weet hoeveel kwaad deze man alle heiligen aangedaan heeft, die uw naam aanroepen.’ Handelingen 9:13-14
En om ervoor te zorgen dat de mensen nog beter zouden begrijpen dat in het lichaam van Christus het hele wezen van God woont, verklaart de apostel Paulus dat hij onder de Korinthiërs geen enkele andere leer gebracht heeft dan wat hij wist van Christus. Alleen dat heeft hij gepredikt. 1 Korinthiërs 2:2 Hoe geweldig is het wel niet, vraag ik je, dat aan ons alleen de naam van de Zoon verkondigd wordt? Dat God ons beveelt dat we ons er alleen op beroemen dat we de Zoon kennen? Jeremia 9:24 (9:23) Wie durft te beweren dat Hij alleen maar een schepsel is, als het kennen van Hem onze enige roem is?
Daar komt nog bij dat Paulus, als hij aan het begin van zijn brieven zijn lezers begroet, steeds de Zoon om dezelfde zegeningen bidt als de Vader. Daaruit leren we dat we die geschenken niet alleen maar krijgen van de hemelse Vader, door tussenkomst van de Zoon. De Zoon is zelf de gever, omdat Hij de macht deelt met de Vader. Dat we dat in de praktijk ervaren, geeft ons ongetwijfeld meer zekerheid dan elke denkbare nutteloze speculatie. Want een vroom mens ziet hierin God in zijn directe nabijheid. Hij kan God haast aanraken. Want hij voelt dat hij levend gemaakt, verlicht, gered, gerechtvaardigd en geheiligd wordt.