Het Nieuwe Testament wemelt werkelijk van de bewijzen. Daarom moet ik mijn best doen om me te beperken en er slechts enkele uitkiezen, in plaats van ze allemaal op te noemen. De apostelen hebben over Christus gesproken toen Hij al in het vlees als middelaar gekomen was. Toch zal alles wat ik ga aanvoeren heel geschikt zijn om te bewijzen dat Hij eeuwig God is.
Om te beginnen is het opmerkelijk dat de apostelen leren dat de voorzeggingen over God óf in Christus vervuld zijn, óf in Hem vervuld zullen worden. Jesaja voorzegt dat de Heer van de legermachten voor Juda en voor Israël een steen des aanstoots zal zijn. Paulus verzekert dat dat in Christus vervuld is. Jesaja 8:14; Romeinen 9:33 Daarmee verklaart hij dus dat die Heer van de legermachten Christus is. En ergens anders zegt Paulus: ‘We zullen allemaal voor de rechterstoel van Christus komen te staan. Want er staat geschreven: “Voor Mij zal elke knie zich buigen en elke tong zal aan Mij zweren.”’ Romeinen 14:10; Jesaja 45:23 Bij Jesaja zegt God dit over zichzelf. Christus vervult het in zichzelf. Daaruit volgt dat Christus zelf de God is wiens eer niet aan een ander gegeven mag worden.
In zijn brief aan de Efeziërs haalt Paulus iets aan uit de Psalmen: ‘Toen Hij opvoer naar omhoog, nam Hij de gevangenis gevangen.’ Efeziërs 4:8; Psalm 68:19 Het is duidelijk dat dit in de psalm alleen op God slaat. God toonde zijn macht door een bijzondere overwinning op buitenlandse volken. Maar volgens Paulus was dat een beeld van de hemelvaart. Daarmee geeft hij aan dat dit in Christus volledig vervuld is.
Johannes getuigt dat aan Jesaja in een visioen de glorie van de Zoon geopenbaard is. Maar de profeet zelf schrijft dat hij de majesteit van God gezien heeft. Johannes 12:41; Jesaja 6:1 In de brief aan de Hebreeën betrekt de apostel dingen op de Zoon die heel duidelijk lofprijzingen aan God zijn: ‘U, Heer, hebt in het begin de hemel en de aarde gefundeerd …’ Hebreeën 1:10; Psalm 102:26 En ook: ‘Alle engelen moeten Hem aanbidden.’ Hebreeën 1:6; Psalm 97:7 Toch misbruikt hij die woorden niet door ze op Christus toe te passen. Immers, alles wat in die psalmen bezongen wordt, heeft alleen Christus vervuld. Hij is het die opgestaan is en zich over Sion ontfermd heeft. Psalm 102:14 Hij is het die het gezag heeft opgeëist over alle volken en kustlanden. Psalm 97:1
Waarom zou Johannes hebben moeten aarzelen om de majesteit van God aan Christus toe te kennen? Johannes 1:14 Hij had immers eerder al gezegd dat het Woord altijd God geweest is. Johannes 1:1 Waarom zou Paulus hebben moeten schromen om Christus op Gods rechterstoel te plaatsen? 2 Korinthiërs 5:10 Hij had immers eerder al openlijk de lof van zijn God zijn verkondigd, toen hij zei dat Christus God is en tot in eeuwigheid geprezen moet worden. Romeinen 9:5 En om te laten zien dat Paulus op dat punt consequent is: hij schrijft ergens anders dat Christus God is, geopenbaard in het vlees. 1 Timotheüs 3:16 Als Christus dus God is die in eeuwigheid geprezen moet worden, dan is Hij het dus ook die recht heeft op alle eer en glorie, zoals dezelfde apostel op een andere plaats verzekert. 1 Timotheüs 1:17 En hij doet daar niet geheimzinnig over. Hij roept openlijk uit dat Christus het geen diefstal gevonden heeft dat Hij aan God gelijk was, maar dat Hij zichzelf leeg gemaakt heeft. Filippenzen 2:6-7
En om te voorkomen dat goddelozen hiertegen tekeer zouden gaan en zouden beweren dat Christus op een of andere manier tot God gemaakt is, gaat Johannes nog een stap verder en zegt: ‘Dit is de echte God en het eeuwige leven.’ 1 Johannes 5:20 Maar voor ons moet het genoeg zijn dat Christus God genoemd wordt. Vooral als dat gebeurt door die ene getuige die ons ook duidelijk verzekert dat er niet meerdere goden zijn, maar één. Die getuige is Paulus. Hij zegt: ‘Hoewel er veel zogenaamde goden zijn, in de hemel of op de aarde, hebben we toch maar één God, uit wie alle dingen voortkomen.’ 1 Korinthiërs 8:5-6 En uit dezelfde mond horen we dat God in het vlees geopenbaard is en dat God met zijn eigen bloed zijn kerk gekocht heeft. Handelingen 20:28 Waarom fantaseren zij dan een tweede God? De apostel erkent absoluut geen tweede God! En er is geen twijfel over mogelijk dat alle vromen er ook zo over dachten. Want als Thomas Christus openlijk zijn Heer en zijn God noemt, Johannes 20:28 dan belijdt hij daarmee dat Christus de enige God is, die hij altijd al aanbeden had.