Misschien dat de Joden hier nog niet genoeg aan hebben. Maar ik zie niet met wat voor spitsvondigheden ze kunnen ontkomen aan het feit dat Jehova zo vaak gepresenteerd wordt in de persoon van een engel. Er wordt verteld dat aan de heilige aartsvaders een engel verscheen. Deze engel eist voor zichzelf de naam van de eeuwige God op. Richteren 6; 7; 13 Als iemand het zo uitlegt dat dit gezegd wordt uit eerbied voor de persoon in wiens opdracht die engel optreedt, dan wordt het probleem echt niet opgelost. Immers, een dienaar zou niet toestaan dat hem een offer gebracht werd. Dan zou hij God van zijn eer beroven. Toch weigert de engel om brood te eten en beveelt hij dat er een offer gebracht wordt aan Jehova. Vervolgens bewijst hij dat hij zelf die Jehova is. Daarom komen Manoach en zijn vrouw door dit teken tot de conclusie dat ze niet zomaar een engel gezien hebben, maar God zelf. Vandaar dat Manoach zegt: ‘Wij zullen sterven, want we hebben God gezien!’ En de vrouw antwoordt: ‘Als Jehova ons had willen doden, dan had Hij het offer uit onze hand niet aangenomen.’ Daarmee erkent ze ongetwijfeld dat degene die eerst een engel genoemd wordt, God zelf is. Daar komt nog bij dat de engel zelf met zijn antwoord alle twijfel wegneemt: ‘Waarom vraag je naar mijn naam? Die is immers wonderlijk?’
Daarom was het zo afschuwelijk goddeloos van Michaël Servet1 dat hij beweerde dat God nooit zichtbaar aan Abraham en de andere aartsvaders verschenen is. Volgens hem hebben ze in plaats van God een engel aanbeden. De rechtzinnige leraren van de kerk hebben het echter goed en verstandig uitgelegd. Volgens hen is deze belangrijkste engel het Woord van God. Toen al begon dat Woord de taak van middelaar uit te voeren. Hij was nog niet bekleed met vlees, maar Hij daalde toch al neer als tussenpersoon, om vertrouwelijk met de gelovigen om te gaan. Hij kwam dichtbij om het gesprek aan te gaan. Daarom kreeg Hij de benaming ‘engel’. Ondertussen bleef Hij wie Hij was: God met onuitsprekelijke glorie.
Dat bedoelt ook Hosea. Hij noemt het gevecht van Jacob met een engel en zegt dan: ‘Jehova, de God van de legermachten. Jehova is zijn gedenkwaardige naam.’ Hosea 12:5-6 Opnieuw brengt Servet hiertegen in dat het een gewone engel was die door God gedragen werd. Maar de profeet bevestigt toch gewoon wat Mozes gezegd heeft: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ En de heilige aartsvader belijdt zelf heel duidelijk dat het geen geschapen engel was, maar één waarin God zelf woonde. Want Jacob zegt: ‘Ik heb oog in oog gestaan met God.’ Genesis 32:29-30 (32:30-31)
Vandaar ook dat Paulus zegt dat Christus de gids is geweest van het volk in de woestijn. 1 Korinthiërs 10:4 De tijd van zijn vernedering was toen nog niet gekomen. Toch liet dat eeuwige Woord al iets zien van de taak waarvoor het bestemd was.
Als we nu onbevooroordeeld Zacharia 2 bestuderen, dan zien we dat de engel die de andere engel erop uitzendt, pal daarop de God van de legermachten genoemd wordt. Hem wordt de hoogste macht toegeschreven.
Ik laat nu talloze bewijzen liggen. De Joden zijn daar niet van onder de indruk, maar voor ons geloof vormen ze een stevig fundament. Bij Jesaja wordt bijvoorbeeld gezegd: ‘Kijk, dit is onze God, dit is Jehova. Hem zullen we verwachten en Hij zal ons redden.’ Jesaja 25:9 Als je ogen hebt, dan zie je duidelijk dat hier op God gewezen wordt, die opnieuw opstaat om zijn volk te verlossen. Dat er met nadruk twee keer een aanwijzend voornaamwoord gebruikt wordt – ‘dit… dit…’ – kan niets anders betekenen dan dat dit op Christus slaat.
Een nog duidelijker en betrouwbaarder bewijs wordt gevormd door een passage bij Maleachi. Daar wordt beloofd dat de langverwachte heerser naar zijn tempel zal komen. Maleachi 3:1 Die tempel was toch echt alleen aan de enige, hoogste God gewijd. Toch eist de profeet deze tempel op voor Christus. Daaruit volgt dat Christus dezelfde is als de God die de Joden altijd aanbeden hebben.
1Michaël Servet (1511-1553) werd in Genève als ketter op de brandstapel gezet.