Ik kom nu toe aan de monsterlijke goddeloosheid. Je staat er toch versteld van dat ze dat allemaal hebben durven uitkramen. Maar dat daar niet heftig tegen geprotesteerd is, daar sta je toch dubbel versteld van! Het is maar goed dat deze schandelijke dwaasheid nu aan de kaak gesteld wordt, om de beeldendienst te ontdoen van de valse schijn van ouderdom, die de pausgezinden eraan geven.

Theodosius, de bisschop van Amorium, vervloekt iedereen die niet wil dat beelden aanbeden worden. Een ander schrijft alle rampen die Griekenland en het Oosten getroffen hebben toe aan het niet aanbidden van beelden. Welke straffen verdienen dan de profeten, apostelen en martelaren? In hun tijd waren er geen beelden.
Vervolgens zeggen ze dat als je met wierook en reukwerk naar het beeld van de keizer gaat, dat je die eer dan nog veel meer verschuldigd bent aan beelden van de heiligen. Maar Constantius, de bisschop van Constantia, verklaart openlijk dat hij de beelden eerbiedig omhelst. Hij verzekert dat hij hen op dezelfde manier zal eren en aanbidden als waar de levendmakende drie-eenheid recht op heeft. Iedereen die weigert hetzelfde te doen, vervloekt hij en doet hij met de aanhangers van Mani en Marcion1 in de ban. En we moeten niet denken dat dit de persoonlijke opvatting is van één man. De anderen vallen hem hierin bij. Johannes, een afgevaardigde van de Oosterse kerken, raakt zelfs nog meer verhit en waarschuwt dat je nog beter alle bordelen kunt toelaten in de stad dan dat je de beeldendienst de toegang ontzegt.
Ten slotte wordt met ieders instemming vastgesteld dat de Samaritanen erger waren dan alle ketters, maar dat de tegenstanders van beelden nog erger zijn dan de Samaritanen. En omdat een komedie niet zonder uitnodiging kan aan het publiek om te applaudisseren, wordt er tot besluit nog dit gezegd: ‘Laat ieder die een beeld van Christus heeft opspringen van vreugde en offers brengen aan dat beeld.’
Waar is nu het onderscheid tussen latria en dulia, vereren en dienen, waarmee ze de mensen steeds bedriegen? Want dit concilie maakt geen onderscheid en geeft beelden evenveel eer als de levende God.
1Marcion (85-160).